17. okt, 2017

Herkauwende

Runderen

Het tweede gedicht is langer en begint met een verpersoonlijkte rivier, die in staat is iets te willen en te wensen, iets wat normaal alleen maar mensen doen. De bekommernissen van de rivier als personage bestrijken factoren zoals bedding en stroming, die bepalend zijn voor het comfort van de waterstroom die zomaar elke dag gratis voorbijtrekt aan herkauwende koeien.

Nu bevat mijn eigen bijdrage, die ik straks iets uitgebreider ga bespreken, ook een verwijzing naar runderen. Ik ben uiterst opgetogen, de koeien weer tegen te komen. Frans ziet ze liggen langs de stroom. Hier lopen ze niet, zoals ze bij Homeros zullen doen. Nee, hier liggen ze moe maar tevreden naar de voorbij stromende of kabbelende rivier kijken, bij het nagenieten van de maaltijd.

Ja, zo een hele dag grazen, dat hakt erin. Vervolgens komt over meerdere regels de beweeglijkheid van het water aan bod dat zich hoogstens af en toe onder een brug te slapen legt, maar meestal onvermoeibaar aan het werk blijkt. Net zoals in de bijdragen van Chris en Marijke, is er de zee-gerichtheid als finaliteit.

Dat is wellicht wat ze in de rivier zien. Hij of zij mondt niet alleen in de zee uit, maar in haar verpersoonlijkingen verlangt ze er ook naar. In het uitmonden ligt de vervulling van elk verlangen, en dat is wat we allemaal zouden willen. Aankomen, in de zin van arriveren. Thuiskomen.

Eigenlijk is het wel mooi zo allemaal samen, als je de vier inzendingen achter elkaar leest, toevallig in de volgorde waarin het staat. Iedereen heeft zijn of haar rivier beschreven en toch lijkt het om een en dezelfde rivier, die steeds anders is, te gaan. Dat is het mooie van de leeservaring.

Mijn eigen bijdrage begint met een rondeau en het eindigt met een sonnet, met commentaren ertussen.