6. okt, 2017

Winterpaleis

Bespreking

De verzwegen ik, onderwerp van kreeg en zag, heeft een naakte man zien lopen. De lezer vraagt zich onwillekeurig af, of het om een werkelijk gebeurd feit gaat, dan wel om inbeelding. Dat maakt de lezing immers heel anders. Wat is daar nu werkelijk gebeurd?  Er staat “kreeg een verschijning;”

Dat klinkt lekker dubbelzinnig. Verscheen er iemand, of is het een fantasievoorstelling? Beide hypotheses zijn mogelijk. Zag zij hem, of meende zij hem te zien, of vertelt ze maar dat het zo was, terwijl ze dat uitvond? Dichters kunnen ook liegen, ook de betere, of ze kunnen wisselende standpunten innemen, als een acteur die telkens een ander personage speelt.

Wat heeft de dichteres gezien? Wetende dat Goden niet bestaan, zal daar vast wel een mens gelopen hebben, een mannelijk exemplaar, want anders had er ‘Godin’ gestaan. God ontmoeten kan alleen maar op inbeelding berusten. Wellicht was de man in kwestie glorieus vormgegeven en verklaart dat de goddelijkheid.

Ik vind het wel een pittig beeld dat daar opgehangen wordt met dat Winterpaleis in de verte weerspiegelend op het water. Dat paleis staat er winter en zomer.  Het heet alleen Winterpaleis. Het kan dus ook zomer zijn in het gedicht, dat weten we niet. Dat ‘winter’ in winterpaleis werkt bepalend voor de sfeer, die daardoor toch altijd een beetje kouwelijk is.

Het gedicht is intrigerend in al zijn kortheid. Net wanneer het interessant wordt, breekt het al af. “En dan?” zou je dan zeggen. Wat gebeurde er toen? Dat vertelt de dichter ons niet. Dat maakt het wel spannend, en curieus. Nou en?

Ik zou de twee gedichten in elkaar durven werken, dat dit beeld van de jonge god je in je herinnering of verbeelding (schrappen wat niet past) in het MRI-scanapparaat komt achtervolgen.

Tijdens de nabespreking kwamen we te weten, dat het geen inbeelding was. In Sint-Petersburg heeft op een welbepaald moment een naakte man rondgelopen,.

En nu is het tijd voor Marijke.