8. nov, 2014

Mei 68

Zeventiende

Nadat Michel de Certeau op Pierre Favre promoveerde,

vatte hij wellicht zijn grootste onderneming op, door zich aan zijn grote historische held pater Jean-Joseph Surin (1600-1665) te storten. Daarover later wellicht meer, en ook in het verleden heb ik het al een paar keer over deze historische figuur gehad.

De keuze van dit onderwerp is niet toevallig. We keren even terug naar de biografie, en we zien in de jaren zestig een jonge en schrandere priester, die ten tijd van de geestelijke opleving omtrent het tweede Vatikaans concilie (1962-1965) op het idee komt, terug te willen keren naar de bronnen van de jezuïtische spiritualiteit, om de uitdagingen van de nieuwe wereld des te beter uitgerust tegemoet te kunnen treden.

Herleving

Het moest mogelijk zijn, zo dacht hij met velen van zijn generatie, die oude manieren van doen, die in de zeventiende eeuw gebruikelijk waren, en nog in veel kerkelijke instellingen golden, naar de nieuwe wereld te vertalen, om de inspiratie uit het verleden, en in wezen de blijde boodschap, naar de mensen van de nieuwe tijd over te brengen.

Dat dit zou mislukken, stond in de sterren geschreven, maar het zal niet aan Michel gelegen hebben. Hoe dan ook doceert hij in die tijd aan het “Institut Catholique” van Parijs, wat hij zal blijven doen tot in 1978, en hij gaat zich steeds meer voor andere gebieden interesseren, wat hem in allerlei studiesectoren brengt.

Hij wordt adjunct-directeur van Jezuïetenbladen, eerst Christus en vervolgens Etudes, en neemt actief deel aan allerlei andere bladen, als redactielid en met eigen bijdragen. Hij komt als uitgever aan het hoofd te staan van de nieuwe ”Bibliothèque des Sciences Religieuses” en hij neemt deel aan internationale bijeenkomsten.

Contestatie

Mei 1968 heeft hij van dichtbij meegemaakt en met passie gevolgd. Hij bezocht bijeenkomsten in Nanterre, de Sorbonne, en het Odéon, en hij slaagde er desondanks in op 2 juni het nieuwe nummer van Etudes in druk te geven, waar hij in een quasi profetisch artikel de diepe verscheuring beschrijft en de bevrijding van de creativiteit door toedoen van de evenementen toejuicht.

Bij de hervatting van het schooljaar later in 1968 zien we hem belast met de organisatie van een seminarie over culturele antropologie in de psychoanalyse en de geschiedenis, in de nieuwe faculteit van Vincennes (Paris VIII,) een brandpunt de hemelbestormers van die dagen, waardoor hij in contact komt met de ruiters van het structuralisme.