18. sep, 2014

Op weg

 

Naar het einde

Overeenkomen om niet meer overeen te komen

Als het zover komt dat er geen gemeenschappelijk project meer is, dan blijft er maar een project nog over en dat is het einde van de relatie in de best mogelijke sfeer te laten verlopen. Tussen Erwin en Abdel heeft het acht maanden geduurd, en het gaat om heren van stand die geen pubers meer zijn.

Ze zijn gevormde mannen op hun leeftijd, respectievelijk in de vijftig en vooraan veertig, maar toch is het wat Erwin betreft tamelijk verscheurend verlopen. Niet dat er ruzie is geweest, maar het is gewoon doodgebloed, tenminste van de kant van Abdel.

Wanneer een relatie afgelopen is, ontstaat een grote leegte, die aan de kant van laatstgenoemde redelijk snel ingevuld was, maar die bij Erwin veel schrijnender lijkt. De hoge verwachtingen die hij had gekoesterd, zijn in duigen gevallen.

Dat hakt erin.

Wat moet hij doen? Hetzelfde wat we altijd doen. Je dagen proberen zinvol in te vullen. Boeiend bezig blijven, en er niet te veel op rekenen dat meneer Proper met de gespierde armen daar nog een handje bij toe steekt. Al houden ze nog wel contact met elkaar. Het is ook niet zo dat ze elkaar niet meer willen zien, noch dat ze elkaar haten of zo.

Hoewel Erwin de onduidelijke communicatie mocht betreuren van de kant van Abdel, die niet graag knopen doorhakt, is het uit elkaar gaan in een niet al te conflictueuze sfeer verlopen. De rest is geschiedenis zullen we maar zeggen.

What you see is what you get. Je krijgt wat je ziet. Meer is het niet, al is het nooit verboden op meer te hopen, want een mens verlangt altijd naar meer maar dat is eigen aan de menselijke natuur. Zo lang er nog wat te verlangen overblijft kun je doorgaan, want er is altijd nog iets om naar uit te kijken.

Middagduivel

Op de leeftijd van veertig en vijftig kunnen emoties nog best hoog oplaaien. Het is de middagduivel. “Le demon du midi.” Die kennen we uit vers 6 van Psalm 91 uit het Oude Testament. 

De psalm begint aldus, in de Statenvertaling: “Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Ik zal tot den Heere zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw! Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie.