14. mrt, 2014

De prijs van de zeep

Jaren dertig

We zien hier mijn grootouders, met hun vijf zonen.

De jongste in het midden is mijn vader die op 17 december 2012 overleden is. God hebbe zijn ziel.

Deze foto kreeg ik toegestuurd van een verre achterneef die toevallig dezelfde naam heeft dan ik. Op de keper beschouwd is het helemaal niet toevallig dat deze man dezelfde naam heeft als ik,  om de simpele reden dat mijn grootvader niet alleen de oom, maar ook de dooppeter was van die andere Peter. Mijn grootvader heette zelf Petrus, wat hetzelfde is als Peter, en was van een groot aantal kinderen dooppeter, waaronder mijn achterneef Peter, zodat mijn grootvader Peter zich vele keren peter Peter mocht noemen.

Hij moet een zeer merkwaardige en ondernemende man zijn geweest die ontzettend hard gewerkt heeft om vooruit te komen in de samenleving en dat geldt in niet mindere mate trouwens ook voor mijn grootmoeder.

Ijver

Het waren zeer bedrijvige mensen.

Ze hadden een hoeve, met dieren en akkers. Ze teelden hun eigen aardappelen en bonen, hielden varkens en kippen, koeien en een paard, dat diende als werkkracht. Mijn grootmoeder was tevens kruidenier en had een winkel met van alles. Mijn grootvader bakte brood, was postbode en deed aan verzekeringen, sparen en pensioenopbouw.

Toen ik kind was, waren ze met de winkel gestopt maar er was nog een indrukwekkende houten winkelinrichting aanwezig die later weggenomen werd. Een beetje zoals een oude apotheek met allerlei laden en vakjes, met nog de toonbank en de weegschaal. Ik heb als klein kind nog in dat huis gelogeerd, en het komt nu allemaal weer terug.

Nonkel en tante

Die andere Peter werpt nu een ander licht op die jeugdherinneringen door te schrijven dat zijn ouders inwoonden bij nonkel Jozef en Tante Bertha.

Die woonden op een steenworp van het bedrijf van mijn grootouders. Ze woonden samen, maar waren niet getrouwd, om de simpele reden dat ze broer en zus waren,van mijn grootvader. Met nonkel Jozef was iets mis en hij is steeds bij zijn zus blijven wonen.

Toen Peter klein was ging hij dikwijls naar de winkel van mijn grootouders. Zijn moeder stond bij tante Irma, mijn grootmoeder blijkbaar op een goed blaadje. “Ze kreeg soms wat waspoeder om de was van haar kinderen te doen, want tante Bertha was daar tegen.” Ja ze was gierig.

We spreken hier van de jaren dertig in de landelijke en landelijke streek van Zuid-Oost Vlaanderen, die nog zeer onontwikkeld was en waar mensen moesten kampen voor een karig bestaan, waar de familiale solidariteit nog volop speelde, maar ook zijn grenzen had.

Ruzie

Het brengt een andere anekdote in herinnering.

Mijn vader vertelde dat hij zijn ouders maar een keer zien ruzie maken heeft, en dat was omdat mijn grootvader volgens mijn moeder teveel zeep in de emmer deed om te poetsen. Daarover gingen ze dan kiften en kijven.