Ik wil als huisarts namelijk weten hoe erg het met je gesteld is en daar bieden je slaapgewoonten en je slaapkwaliteit vaak een inzicht dat van belang kan zijn in het latere therapeutisch proces. Je kunt het met enige ervaring vaak al zien dat iemand slecht geslapen heeft. Een druilerig gezicht, uitgezakte ogen en (figuurlijk) lange tenen zijn symptomen van een slechte slaap.
De hoeveelheid slaap en hoe goed die is, bepaalt de kwaliteit van de volgende dag. Als we onze levenskwaliteit willen verbeteren, doen we er goed aan de slaap zoveel mogelijk te begunstigen. Nu komt er weer zo een vuistregel uit de huisartspraktijk aan: wie goed slaapt, heeft geen psychische problemen.
Ja, er zijn echt wel nog personen zonder psychische problemen. Die bestaan, maar ik denk dat er meer zijn mét. Het is vaak de hulpvrager zelf die over de slaapproblemen begint. Het is een klacht die vaak voorkomt, en het is de basis voor de gigantische markt in kalmeer- en slaapmiddelen die onze Noord-Atlantische beschaving teistert.
Als het niet vanzelf te berde komt, dan kun je vragen aan de patiënt hoe die nacht nu eigenlijk verloopt. Dat interesseert me als huisarts. Ik vraag me dan wel af waarom die persoon slecht slaapt, maar de vraag “Waarom slaap je niet?” is geen goede om mee te beginnen, want dan kom je in de buurt van het geheim en dat zal de hulpvrager pas onthullen als de tijd rijp is.
Het is veel beter open vragen te stellen waarbij de hulpvrager iets kan invullen. Ik stel gewoon de meest open vraag die ik kan bedenken: “Hoe verloopt de nacht?” Sommigen schrikken daar wel een beetje van, maar ik wil graag het antwoord op de vraag weten. Daar kun je soms veel uit afleiden. “Comment se passe la nuit?”
Het is een hoe-vraag, en dat is beter dan een waarom-vraag, omdat je meer informatie kunt halen uit de antwoorden die je zult krijgen. Een vraagsoort die je ook beter kunt vermijden, is “Slaap je goed?” (of slecht?) Dat soort vraag brengt de hulpvrager in de verleiding om zo mogelijk een wenselijk antwoord te geven, of om de ellende te minimaliseren om zo het onderwerp te ontwijken.
Iedereen heeft daar trouwens een ander idee over. Wat voor hem of haar goed is, dat is misschien volgens mij niet goed. Ze zeggen wel dat ze goed slapen, maar ze slapen maar vijf uur per nacht en lijden aan chronisch slaapgebrek.
Recente bijdragen
Aidspatiënten van Dr. Peter van Breusegem – deel 1
Het verhaal van Hubert en zijn vrouw. In de jaren tachtig, middenin de aidsepidemie, begint Dr. Peter van Breusegem als jonge huisarts in zijn eerste praktijk. Een beetje onvoorbereid vangt hij de eerste aidspatiënten op. Ondanks het feit dat hij nog niet zo veel ervaring heeft, doet Peter zijn best hen zo goed mogelijk te begeleiden, ook op psychologisch vlak.
Geef een reactie