Spring naar de inhoud

Zonnetje aan huis

Zonnetje aan huis

Of we nog langs de zonnetjes kunnen fietsen, roep je voor je uit in de lege lucht van de zomeravond.

Achter je fietst de ontvanger van je uitroep. Ze antwoordt ja. Je stopt met trappen om je scherpe bocht naar links te nemen.

ZOEF!

De glittersliertjes aan de uiteinden van je stuur wapperen vrolijk. Met je kleine hotdogbeentjes pedaal je hevig verder.

Opzij opzij opzij

maak plaats maak plaats maak plaats

“Hier is het,” brul je.

Je draait je hoofd naar rechts en moet wijzen met het kleine wipneusje dat je gezichtje siert, omdat je nog niet behendig genoeg bent om je hand van het stuur te doen en je wijsvinger te gebruiken.

Dat heb je een tijdje geleden nogmaals aangetoond. Toen je met je blije snoet aangetrappeld kwam en vader zijn hand uitstak zodat je hem vanop je fiets een high five kon geven. Daar lag je dan op je kleine toeter niet veel later. Hevig brullend van de dikke tots op je hoofd. Een bult die je blijkbaar 20 jaar later nog steeds een beetje kan voelen. (“Daarom dat je zo vergeetachtig bent”).

Je moeder zal nu de zonnetjes ook aan het zoeken zijn.

Ze zijn er nog niet, roept ze met een mamastem.

Het verkeerde huis.

Je trappelt verder.

DAAR DAAR DAAR!

Naast de voordeur van een huis hangt er een stenen zonnetje

Het geeft geen warmte af

maar kijkt je lachend aan

Je kan vanop je fiets niet terugzwaaien.

Dan zou er een tweede tots op je hoofd terechtkomen

(Zoals bij een duiveltje)

Twee huizen verder hangt er nog een zonnetje, een mooier zelfs.

Dag zon, dag dag, begroet je met je neus.

Je rijdt de straat weer uit en je moeder volgt.

Het eendje dat voor haar moeder trappelt.

Een race-eend.

~

De zonnetjes hangen er iedere keer opnieuw.

En toch is het fijn om ze telkens weer te zien

Je zal hen nog vaak passeren

Omdat de straat vlak bij je thuis ligt

en op de fietsroute die jullie op zomeravonden verkiezen

Dan groeten de zonnetjes je elke keer

En jij groet hen terug met je neus

En later met je handen

Maar hoe ouder je wordt,

hoe minder je kijkt.

Je focust steeds meer op de weg voor je

En het gaat steeds sneller

Je trapt sneller

Je gedachten gaan sneller

En je wordt ouder en ouder

Tijd om stil te staan bij de zonnetjes

lijk je niet meer te vinden.

En als je die wel zou vinden

Dan lachen de zonnetjes misschien niet meer?


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Recente bijdragen

1987 – Oprichting van The Foundation

Sensibilisering rond hiv en aids Midden jaren tachtig. In Vlaanderen heeft de Katholieke Kerk nog steeds de touwtjes in handen. Conservatief en bekrompen. Hoe communiceer je dan over een nieuwe ziekte, die voor iedereen risico […]

Inkom gratis

Inkom gratis in mijn hoofd

Inkom gratis Welkom! Hier is altijd iets te doen en de toegang is gratisIk kan moeilijk inkom vragenVoor iets wat zich automatisch genereertMoest ik er nu echt werk in stekenJa, dan vroeg ik wel een […]

Aidspatiënten van Dr. Peter van Breusegem – deel 1

Het verhaal van Hubert en zijn vrouw. In de jaren tachtig, middenin de aidsepidemie, begint Dr. Peter van Breusegem als jonge huisarts in zijn eerste praktijk. Een beetje onvoorbereid vangt hij de eerste aidspatiënten op. Ondanks het feit dat hij nog niet zo veel ervaring heeft, doet Peter zijn best hen zo goed mogelijk te begeleiden, ook op psychologisch vlak.