Spring naar de inhoud

Vies goed lachen

Vies goed lachen

Vies goed lachen

Meespelen met de Kinderspelen

In het tweede leerjaar gingen we met de klas en met het eerste leerjaar naar het speelgoedmuseum in Mechelen. Ik weet dat we veel uitstappen deden tijdens die eerste jaren van het lager onderwijs. Ik herinner me niet meer welke allemaal, behalve het speelgoedmuseum. De uitstap die nog vers in mijn geheugen lijkt te zitten. Ik wilde net schrijven: geen idee waarom net die uitstap me zo goed is bijgebleven. Maar uiteindelijk weten we dat allemaal wel: speelgoed. Een plek daar in Mechelen waar alle cadeau’s die we aan de Sint vroegen verzameld lagen. We keken onze ogen uit. Furby’s, Playmobil, Polly Pocket… wat een droom.

Een ding van daar kan me vandaag de dag nog steeds blij maken als ik er aan terug denk, en dat is het inloopschilderij, een kamer volledig nagemaakt naar Kinderspelen (1560) van Pieter Bruegel De Oude († 9 september 1569, Brussel). De kamer was zo omgebouwd dat het leek alsof je zelf deelnam aan het tafereel van het schilderij. Iets wat ik verschrikkelijk fijn vond… ik was precies een echte, boertige middeleeuwer. Zo eentje die gekleed was in lappen, met een ongewassen bek en haar dat nog nooit shampoo had gezien. Eentje dat met zijn met lucht gevulde varkensblaas in het water van de gracht, waar iedereen waarschijnlijk ook zijn plasje en wasje in deed, ging zwemmen.

Ik denk dat dat moment, toen ik in dat schilderij stapte, de kiem moet geweest zijn voor mijn bewondering voor Pieter Bruegel De Oude.

De kinderspelen Breughel

Kinderspelen van Pieter Bruegel de Oude, 1560, Kunsthistorisches Museum Wien.

Bron: Wikipedia.org

Bokrijkse betweter

Vorig jaar stond ik met mijn moeder in Bokrijk. We gingen het hutje binnen waar je alles zou kunnen vinden over de kunst van Bruegel. Een man kwam naar ons toe en begon te vertellen over de zestiende-eeuwse kunstschilder. Achteraf zei ik tegen mijn moeder: ja hij zei het eigenlijk niet helemaal juist en volledig, eigenlijk zit het zo en zo. Ik had namelijk net een masterproef over de zestiende- en zeventiende-eeuwse literaire humor achter de rug. En nu hoor ik je denken: Wat heeft dat met Bruegel te maken, Hanna? Wel, meer dan je zou denken. Eigenlijk zijn Bruegel zijn kunstwerken humoristisch. Ik geef toe, ik vind de Kinderspelen ook geen dijenkletser, en mijn ogen gaan ook niet tranen van het lachen bij de Boerendans.

Toch valt zijn werk onder de groteske humor uit die tijd. Grotesk verwijst naar de lichamelijke, overdreven vormen van humor. Een vorm die in die tijd vlak na de middeleeuwen erg populair was. Mensen bulderden toen van die moppen die vandaag de dag alleen nog op de druivelaar staan en waarbij wij enkel met onze ogen draaien. Moppen over boertigheden, veel eten, vette dinsdag, dronken zijn en op die manier een onbeheersbaar lichaam krijgen dat braakt, pist en kakt. Ik wou die middeleeuwse boertjes eigenlijk wel eens bezig zien, als ik die humor uit die tijd aan het bestuderen was. Schoten ze echt in de lach als hun buur tijdens het drinken alles onderkotste?

Humor volgens Sigmund Freud

Humor is een complex gegeven.

Waarom lachen we eigenlijk?

En… kan je lachen zonder reden?

En wat met dat onbeheersbare knorren, brullen, traanogen of kwijlen terwijl je lacht? Je lichaam wordt oncontroleerbaar.

Middeleeuwers zouden niet gelachen hebben met de memes die de jongeren vandaag de dag naar elkaar versturen. En wij zullen ook niet echt bulderen bij een mop over een dikke boer die uitglijdt en in de stront valt. Een middeleeuwer wel. Als je dan nog zegt dat die boer zijn mooie kledij helemaal onder de drek hing, dan zou de luisteraar in kwestie het in zijn broek gedaan hebben van het lachen.

Freud beschreef humor als een coping mechanisme. Wat gevoelig ligt in de samenleving, wordt verwerkt in de vorm van humor die op dat moment populair is. Humor is dus een spiegel van de samenleving, en om die reden ook enorm interessant om te onderzoeken. Grappig, zeiden mensen als ik zei dat ik onderzoek deed naar de vroegmoderne humor, niet beseffend dat je met een oud kluchtenspel, moppen- of liedboek een deel van de leefgewoontes, waarden en normen kan recreëren. Humor is bijgevolg ook uniek voor elke tijdsgeest.

Toch zijn er ook nog steeds paralellen te zien met de humor van pakweg drie eeuwen geleden. Oldtime favorites, als het ware. Winden laten, overgeven, dronken zijn, jezelf volfretten… zijn dingen waar altijd en nog steeds een taboe op rust, of toch alleszins dingen die soms wat ongemakkelijk zijn om over te praten, ‘onbeleefd’. Wel, zoals Freud dan zegt: we lachen ermee, omdat we er in ‘serieuze’ contexten niet over mogen of kunnen praten, omdat het ongepast is. Niet voor niets is er de uitdrukking: iets ‘weglachen’. Tot en met de middeleeuwen leefden mensen, ja, hoe zal ik het zeggen, animaal? Gemanierdheid of etiquette bestonden toen eigenlijk niet echt.

Pas vanaf het humanisme, met de focus op de ideale mens, kwamen deze dingen op. Het lichamelijke werd ongemakkelijk want onbeheerst of vuil. Om die reden vond het thema van dronkenschap, zichzelf beplassen of onderpoepen, overgeven of gulzig eten als een zwijn zijn weg in de humoristische teksten en spelen. Ook in de kunst kwamen ze voor, vaak impliciet, in een hoekje geschilderd. Bij Brueghel gaat het bijvoorbeeld over het afbeelden van dikke, volgefrette mensen, en anderzijds om het vasten, met enorm magere mensen. Gulzigheid en hebzucht versus soberheid. Een carnavaleske thematiek. Na Brueghel, die als het ware begon met dat gewone – zij het graag drinkende en etende – boerenvolk af te beelden, kwam er in de zestiende en zeventiende eeuw een hausse aan zulke portretteringen. Lachen met te veel eten, gulzigheid, dronkenschap, en alle gevolgen vandien: spijsverteringsongemakken, braken, overspel… Het mocht niet, dus het kwam aan bod via verf op doek of pen op papier. De lach als coping mechanisme. Weglachen. En eigenlijk… als je het zo bekijkt… luister eens naar wat voor moppen je vrienden, kennissen, familie… te vertellen hebben? Kan je misschien hun onzekerheden of ongemakkelijkheidjes achterhalen…

H.B.

Tekst gebaseerd op mijn onderzoek: Het hongerende, etende en drinkende kluchtenlijf. Grotesk realisme in zeventiende-eeuwse komische teksten. Faculteit Letteren, KU Leuven, 2021.

Foto cover: De Boerenbruiloftsdans van Pieter Bruegel de Oude, 1566, Detroit Institute of Arts Detroit. Bron: Wikipedia.org


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Recente bijdragen

Inkom gratis

Inkom gratis in mijn hoofd

Inkom gratis Welkom! Hier is altijd iets te doen en de toegang is gratisIk kan moeilijk inkom vragenVoor iets wat zich automatisch genereertMoest ik er nu echt werk in stekenJa, dan vroeg ik wel een […]

Zonnetje aan huis

Of we nog langs de zonnetjes kunnen fietsen, roep je voor je uit in de lege lucht van de zomeravond.
Achter je fietst de ontvanger van je uitroep. Ze antwoordt ja. Je stopt met trappen om je scherpe bocht naar links te nemen.

Gebakken vinger

Beim Häuten der Zwiebel - cover

Je doet de fijngesneden uitjes in de stoofpot. Ze sissen luid wanneer ze in de hete boter vallen. “SSSSSSS,” zoals wanneer je de douche per ongeluk te warm zet en heet water op je hoofd plenst.