Middernachtblauwe lucht
Het is fascinerend om je ogen naar de hemel te richten en in de middernachtblauwe lucht te kijken. Ik beeldde me heel vroeger in dat het donkerblauw een gitzwart crêpepapier moest zijn, of een laken, dat boven de hele aardbol gespannen stond. Miljarden gaatjes er in geprikt, met daarachter een gigantisch felle lamp waarvan het licht zo fel als het maar kon door de kleine gaatjes scheen. Sterren in de nacht, op doek.
Ik beeld me in dat we als een microscopisch klein organisme in de oneindig verre verte turen en niet genoeg stilstaan bij het feit dat onze aarde eigenlijk een minuscuul bolletje is tussen miljarden sterren, stenen, brokken, planeten, melkwegstelsels…
De ruimte heeft me altijd erg geïnteresseerd. Omdat we er nooit over uitgepraat zullen raken en er altijd in kunnen blijven kijken. Wachtend op een ster die met een razende snelheid een lichtlijntje achterlaat.
Nu, begin november, kijk ik vaker. Omdat we in november herdenken. Herinneringen aan mensen die niet meer zijn.
Ik wilde eerst niets hierover schrijven, omdat ik bang ben, terug te vallen in clichés. Clichés over gemis en rouw. Clichés die mijn blogpost rouwpoëzie-allures zouden geven.
Maar kijk nu, ik doe het toch.
Als kind werd me altijd verteld hoe de mensen die stierven een sterretje aan de hemel zouden worden. Dan keek ik tijdens de winterse avondwandelingen naar omhoog en vroeg me af wie hetzelfde aan het doen was, op zoek naar een dierbare die daar in de lucht aan het wachten was. Alleen tussen miljarden anderen.
Ik dacht dan dat alle doden naar ons keken, door de gaatjes van het middernachtblauwe doek waardoor het licht ook scheen. Zoals het oog van Big Brother, maar dan kleiner en in grote aantallen.
Ik zocht naar mijn vava, de grootvader langs mijn vaders kant, die ik nooit gekend heb. Maar wat moest ik verwachten? Ging er plots een sterretje naar mij roepen: Hoi Hanna! Ik heb je nooit gekend maar hier ben ik, hier zo, iets meer naar rechts, de ster vlak naast de Bruine Beer.
Nee. Te veel lichtjaren.
Ik zocht ook niet te veel, want ik vond het niet zo leuk. De dood maakte me bang. Ik wilde niet dat die anonieme sterren daarboven plots de naam van iemand waarvan ik hield moesten krijgen.
Nu, vijftien jaar later, zijn er al meer mensen in mijn leven een sterretje geworden. Meer sterren kregen een naam van me.
Sterren zijn agressief brandende bollen vuur, soms groter dan onze eigen zon. Vele lichtjaren boven ons hoofd.
Doden, die zitten onder de grond en in ons hart.
Die leven verder in onze herinnering.
Maar soms is het toch wel rustgevend om ook naar boven te kijken en degene die je mist gedag te zeggen via zo een schattig sprankelend lichtje.
Voor mij is herdenken niet naar het kerkhof gaan om er chrysanten neer te zetten.
Voor mij is het even knipogen naar die sterren waarvan je vindt dat zij het mooiste schijnen die nacht.
In one of the stars
I shall be living
In one of them
I shall be laughing
And so it will be
as if all the stars
were laughing
when you look
at the sky at night
~ The Little Prince, Anotine de Saint-Exupéry
H.B.
Geef een reactie