Je gouden haar, Margarete
MSI 01.08
MSI 01.08, achter de fameuze universiteitsbibliotheek te Leuven. Een donderdagavond ergens in het eerste semester van het academiejaar 2017-2018. De beiaardier speelde Fernando van ABBA op de beiaard en het raam van ons lokaaltje stond open. Alsof je met je kop vlak naast die beiaard stond en de melodie van Fernando in je brein gedrild werd. Een vriendin naast me neuriede mee.
Het blozend hoofd stond vooraan enthousiast te vertellen. Schuddende en zwaaiende handen. Mijn professor Duitse letterkunde.
„Schwarze Milch der Frühe wir trinken sie abends“
„Der Tod ist ein Meister aus Deutschland“
Ik vond hem een geweldige man, die professor. Hij liet ons kennismaken met de pareltjes van de Duitse Literatuur. Het college van toen ging over het gedicht Todesfuge van Paul Celan. Hieronder het orginele gedicht, hier een vertaling, en hier voorgelezen door Celan zelf.
Todesfuge
Schwarze Milch der Frühe wir trinken sie abends
wir trinken sie mittags und morgens wir trinken sie nachts
wir trinken und trinken
wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng
Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt
der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland
dein goldenes Haar Margarete
er schreibt es und tritt vor das Haus und es blitzen die Sterne
er pfeift seine Rüden herbei
er pfeift seine Juden hervor läßt schaufeln ein Grab in der Erde
er befiehlt uns spielt auf nun zum Tanz
Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts
wir trinken dich morgens und mittags wir trinken dich abends
wir trinken und trinken
Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt
der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland
dein goldenes Haar Margarete
Dein aschenes Haar Sulamith
wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng
Er ruft stecht tiefer ins Erdreich ihr einen ihr andern singet und spielt
er greift nach dem Eisen im Gurt er schwingts seine Augen sind blau
stecht tiefer die Spaten ihr einen ihr anderen spielt weiter zum Tanz auf
Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts
wir trinken dich mittags und morgens wir trinken dich abends
wir trinken und trinken
ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete
dein aschenes Haar Sulamith er spielt mit den Schlangen
Er ruft spielt süßer den Tod der Tod ist ein Meister aus Deutschland
er ruft streicht dunkler die Geigen dann steigt ihr als Rauch in die Luft
dann habt ihr ein Grab in den Wolken da liegt man nicht eng
Schwarze Milch der Frühe wir trinken dich nachts
wir trinken dich mittags der Tod ist ein Meister aus Deutschland
wir trinken dich abends und morgens wir trinken und trinken
der Tod ist ein Meister aus Deutschland sein Auge ist blau
er trifft dich mit bleierner Kugel er trifft dich genau
ein Mann wohnt im Haus dein goldenes Haar Margarete
er hetzt seine Rüden auf uns er schenkt uns ein Grab in der Luft
er spielt mit den Schlangen und träumet der Tod ist ein Meister aus
Deutschland
dein goldenes Haar Margarete
dein aschenes Haar Sulamith
Het is na de analyse van dat gedicht dat ik heel vaak heb nagedacht over het neerschrijven van oorlogsherinneringen. Over het schrijven over de oorlog, na de oorlog.
Celan nam een zware opdracht op zich toen hij aan Todesfuge begon. Dichten over de Holocaust. Een wereldtrauma onder woorden brengen. Schrijven in het Duits, de taal van het nationaalsocialisme. ‘Verschmutzte Sprache’, besmette taal. Woorden die ook van de tong van Hitler rolden.
De joodse auteur, die geboren werd als Paul Antschel, verloor zijn beide ouders in de concentratiekampen. Todesfuge verwijst naar de herinneringen aan het trauma. Schwarz, de kleur van de dood, Milch, de bron van het leven, maagdelijk wit. Ein Grab in den Lüften, da liegt man nicht eng, een verwijzing naar de vergassing en verbranding van de Joden. De regels der Tod ist ein Meister aus Deutschland sein Auge ist blau // er trifft dich mit bleierner Kugel er trifft dich genau, verwijzen naar de moord op Celans moeder. Het zijn overigens de enige twee lijnen waar rijm in zit, een inspeling op de manier waarop Pauls moeder hem leerde lezen met Duitse versjes. Een vervreemde moedertaal. Ikzelf vind elk woord in het gedicht diep rakend, duister en zelfs een beetje griezelig, zeker als je de tijd neemt om over alle uitspraken na te denken. Zo verwijst Celan ook naar de quasi hypocrisie van het nationaalsocialistische volk: hij beschrijft hoe “der ideale Mensch” de tijd neemt om het mooie op te schrijven, te dichten over “wie es dunkelt nach Deutschland”. Het idee van “der gebildete Mensch”, die zich bezighoudt met cultuur: Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit dem Schlangen der schreibt// der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland. Verder schrijft hij hoe diezelfde Bildungsmensch zijn geweer neemt en uit het raam medogenloos wat mensen doodschiet: er greift nach dem Eisen im Gurt er schwingts seine Augen sind blau // stecht tiefer die Spaten ihr einen ihr anderen spielt weiter zum Tanz auf.
Der Tod ist ein Meister aus Deutschland.
Besmette taal
De Duitse socioloog Theodor Adorno durfde het heersende naoorlogse idee te verwoorden: „nach Auschwitz ein Gedicht zu schreiben, ist barbarisch, und das frisst auch die Erkenntnis an, warum es unmöglich ward, heute Gedichte zu schreiben.“ Na Auswchitz een gedicht schrijven, is barbaars, en dat toont ook aan waarom het vandaag nog onmogelijk zou zijn, een gedicht te schrijven.
Celan deed het barbaarse. En hij slaagde erin. Hij schreef op wat amper onder woorden gebracht kon worden. Wat misschien amper onder woorden durfde gebracht worden.
Je schrijft over de oorlog, en de mensen zijn automatisch geraakt door de herinnering aan het trauma
Je schrijft over de oorlog, en je neemt de zwaarste taak in de schrijfwereld op je schouders.
Na de tweede wereldoorlog heerste er onder andere volgens Adorno het gevoel dat je met de taal niks esthetisch meer onder woorden kon brengen. Je kan moeilijk dichten over het mooie van het leven, de liefde, de natuur… met dezelfde taal als die van de nationaalsocialisten. Mensen wilden eind jaren veertig van nul beginnen. Met een schone lei… maar hetzelfde Duits als dat van vijf, tien, vijftien jaar geleden, bleef bestaan. Het toont dat onze samenleving gebouwd is op taal. Geen taal, geen cultuur. Wel taal, wel cultuur. En dat kan geproblematiseerd worden.
Adorno’s idee vandaag
Ik keek als adolescent graag naar oorlogsfilms. Ik vond het confronterend maar tegelijkertijd enorm interessant. Evenals met boeken: De jongen in het achterhuis, Der Junge im gestreiften Pyjama….
Ik herinner me dat de film The boy in the striped pyjamas (2008) me wakker hield. Ik kon het joodse jongetje niet uit mijn hoofd krijgen. Ik huilde ’s avonds in mijn bedje.
En vandaag zou die film me nog steeds raken.
Maar vandaag kijk ik er met een dubbele blik naar.
Achter films, of zelfs achter populaire literatuur, schuilt een industrie van bakken geld, en soms voelt het dan alsof er een trauma wordt gebruikt voor winstbejag. Cru om zo te zeggen, misschien, maar dat spookt soms door mijn hoofd.
Dan heb ik het niet over ooggetuigenverslagen.
Dan heb ik het over mensen die vandaag de dag besluiten een trauma te gebruiken voor een verhaallijn.
Zoals De man die naar Auschwitz wilde (Denis Avey, 2011) of De tatoeëerder van Auschwitz (Heather Morris, 2018).
Maar waar zou ik dan een lijn trekken? Als ik nogal cru over winstbejag spreek?
Enkel verhalen gebasseerd op waargebeurde feiten?
Worden waargebeurde feiten geliterariseerd, gefictioneerd, geromantiseerd?
Verhalen over de oorlog.
Verhalen over kolonisaties.
Verhalen over tragische gebeurenissen.
Mogen die dan niet bestaan?
Is War Horse dan overgeromantiseerd? Zou Titanic dan ook niet mogen bestaan omdat het door en door liefdesverhaal is, met de zinkende boot op de achtergrond? En is Dances with Wolves dan ook een te rooskleurig indianenverhaal dat niet strookt met de werkelijkheid waarin indianenstammen anderen bloederig uitmoorden en waarin ze als inheems volk barbaars verdreven worden?
Dit allemaal stellen, denk ik dan, maar toch vind ik het een interessante kwestie om over na te denken.
Hiermee wil ik uiteraard geen kritiek geven. Maar na de discussie over de uitspraak van Adorno en over Todesfuge ben ik gaan beseffen hoe moeilijk zo’n dingen op papier te zetten zijn. Risicovol. Weggelegd voor slechts enkelen. En daartegenover staat dan het belang van herinnering. De angst van het vergeten. Daartegen moeten we ook blijven schrijven.
Misschien helpt populaire literatuur of de filmindustrie ons aan datgene te herinneren, dat we nooit of te nimmer mogen vergeten. Is het dan een juiste manier van herinneren? Eigenlijk… weet ik het zelf niet…
Ik ben benieuwd wat jullie hierover denken. Ik lees heel graag meningen en andere standpunten. Vind je weg naar de reactiebalk hieronder…
H.B.
Bronnen:
https://de.wikipedia.org/wiki/Theodor_W._Adorno
https://de.wikipedia.org/wiki/Paul_Celan
Geef een reactie