Een nieuwe lente en een nieuw geluid…
Schreef Herman Gorter (Wormerveer, 26 november 1864 — Sint-Joost-ten-Node, 15 september 1927) in zijn verhalend gedicht Mei.
Hoewel Mei nog niet geboren is en April nog jeugdig en vrolijk is, moest ik vorige week wel aan het gedicht denken.
Aan de nieuwe lente.
Pasen net voorbij.
En het zonnige lenteweer ook.
Het zomeruur nog jong.
Net zoals het ontluiken van gifgroene blaadjes.
De eerste madeliefjes komen onzeker uit de grond tevoorschijn.
Ik wil er twee plukken en er – zoals vroeger – een ‘gewichtheffertje’ van maken. Door het steeltje van het ene madeliefjes aan het kopje van het andere te binden. Dan liep ik naar mijn grootmoeder en zei ik: “kijk, moeke! Aaaaaarrggghhh,” en deed ik alsof ik een zware halter optilde.
Ik moet er aan denken terwijl we naast de velden wandelden.
~
We wandelen op het pad naast de rivier. De grassen doen moeite om er minder winters uit te zien. Nu wortelen ze in een natte grond, over een aantal maanden snakken ze naar regen.
De zon schijnt op mijn huid en ik stroop mijn mouwen op met de ijdele hoop een tintje minder wit te worden. Tevergeefs.
Ik knoop mijn jas rond mijn heupen om de indruk te creeëren dat het veel te warm is.
Knijp mijn ogen toe omdat we tegen de zon in wandelen.
Telkens een stapje dichter, maar de zon blijft even ver weg.
Ik beeld me in dat het lichtbruin gekleurde riet zijn kleur te danken heeft aan de droogte.
Negeer de rijpe regenplassen.
En denk dat het eind mei is.
Dat Mei al oud en versleten is.
Naast ons loopt Hond voor de eerste keer een heel eindje los.
Onwennig als een peuter die voor het eerst met de fiets rijdt.
Hij waggelt van links naar rechts.
Gevaarlijk dicht bij het water.
Onhandig.
Luid blaffend naar een hond die aan de overkant van de rivier zijn baasje uitlaat.
Ik beeld me in hoe het er zou uitzien als wij ons zoals honden zouden gedragen: onbeheersbaar luid en druk beginnen praten vanaf het moment dat we een soortgenoot waarnemen.
Ik wil het tegen Lief vertellen maar besef dat hij zal zeggen: doe jij nu ook al.
Kijk hem aan en knik bevestigend alsof hij het net ook echt gezegd heeft…
ik kan hem geen ongelijk geven.
Ik besluit om hem de volgende wandeling een madelief-gewichtje te tonen, met een gezicht alsof ik een zware halter in de lucht til.
“Aaaaaaaarrrrghhhh.”
En na mijn besluit begin ik opnieuw te praten.
Onbeheersbaar luid en druk.
Recente bijdragen
Een snackje op de kunstveiling
Een snackje op de kunstveiling Niet lang geleden kocht een vadsige rijkerd een kunstwerk van zo’n 6,2 miljoen dollar. Het duurde niet lang of de […]
Het kuikentje in je haar
Het kuikentje in je haar Al sinds je kindertijd heb je het liefste een paardenstaart of vlecht in je haar Terwijl je vader ‘s ochtends bij de […]
Door het bos
Achter het ouderlijke huis rust een klein stukje bos. Je vader kocht de grond met bomen. waar varens als een pest de grond met hun zaden en […]
Geef een reactie