Spring naar de inhoud

Alsem of Vergif zit in de dosis: Brigitte

Alsem of Vergif zit in de dosis: Brigitte

Alsem of Vergif zit in de dosis: Brigitte_foto zwangere vrouw

Brigitte is vol van bitter commentaar.

De familie Van Genechten was in paniek. Mijn zwangerschap was een steen in de kikkerpoel. Ik spoel een laatste keer terug naar 1976, maar iets later dat jaar.

Thuisgekomen, kom ik bij zinnen. Ik overleg met mijn vader. Ik wil dat het kind een naam zou hebben en een situatie. Een zomer lang heb ik als au pair-meisje met die Vlaamse mensen samengewoond, dat moet je je indenken. Ik sliep er in huis, maar toen het uitkwam, werd ik weggezonden. Verdreven uit het aards paradijs, terug naar mijn indroevige gezinssituatie.

Ik was gekrenkt en boos, en meer dan een beetje zwanger.

Aan mijn moeder heb je niks, want die is gestoord. Zij drinkt stiekem sherry tot ze wankelt of wartaal uitslaat en ze brengt het gesprek op Zwitserland, als ik haar aan het verstand wil brengen dat ze grootmoeder zal worden. “Grootmoeder worden, ik? Dat kan niet!” met haar ver klinkende stem. Van haar kan ik geen hulp verwachten. Alleen luide wartaal en haar eeuwige zelfzuchtige gemopper.

Mijn ouders zijn zo mogelijk nog roomser dan Caroline en alle andere Van Genechtens samen. Gelukkig laten ze me niet vallen en daar ben ik hen dankbaar voor. Mijn vader bood steun in de procedure. Hij stelde een prima rechtsdeskundige aan. Papa is anesthesist en hij verdooft problemen. Hij laat ze wegsnijden. Hij ziet ze niet liggen. Hij houdt de blik afgewend van de ingreep die plaatsgrijpt en hij kijkt alleen naar de ademhaling van het leven.

Hij is altijd opgewekt, behalve als het mislukt, wanneer hij iemand ‘niet terug heeft kunnen halen.’ Een wijs mens, maar ontoegankelijk. Hij verraste me toen hij vroeg: “Heb je er nooit aan gedacht de zwangerschap weg te doen?”

“Abortus is moord. Dat zei jij altijd.”

“Als het mijn eigen dochter betreft, is het anders. Dan richt ik me tot de geneeskunde als wetenschap.”

“Ja maar, dat is helemaal niet consequent.”

“Het is de consequentie van mijn vaderlijke liefde.”

Verder kwam het onderwerp nooit meer ter sprake. Ik gun het andere vrouwen, maar ik was te ver heen. Ik had zo lang getwijfeld, dat het kind een zekerheid werd. Ik wilde in mijn jonge koppigheid dat groeiende leven niet afstaan. Daarom had ik het ook zo lang verborgen gehouden. Ik beklaag het me niet dat ik Ricky heb. Had.

Van bij de eerste verschijnselen heb ik me met al mijn vezels aan hem gehecht. Dat wezentje dat zich in me ontplooide. Ik heb dat maar een keer in mijn leven ervaren. Passie. Het was best hard dit te moeten missen, al de jaren die volgden. Dat was nog het moeilijkste. Door het kind kon ik dat niet vergeten. Naarmate Ricky opgroeide, ging hij meer op Bernard gelijken.

Voordat hij drugs gebruikte, leek hij op zijn vader in zijn beste momenten, een weldoorvoed en krachtig mens die gezondheid, kracht en welstand uitstraalde. Ik kon hem zo doorprikken, Bernard. Hij was op een dood punt van zijn leven gekomen. Zijn geplande opleiding, zijn geplande huwelijk, zijn geplande kinderen en zijn geplande carrière, die allemaal zo goed geslaagd waren.

In hem zat nog een ziel die ergens naar op zoek was. Naar de waarheid wellicht. Hij had iets vertederends, iets onderdrukts. Iets onhandigs. Ik heb van die man een zomer lang gehouden, of ik heb het me op zijn minst wijsgemaakt.

Ik dacht dat ik hem kon redden uit zijn gevoelloosheid. Het was mijn onschuld. Hij was mijn eerste man, moet u weten. Ik was nog maagd. Ik wist zeker dat dit de man van mijn leven was. Ik heb nooit een ander kind gewild. Ik heb ook nooit meer een man gewild. Daar waren het de mannen niet voor in de jaren tachtig en negentig. Ik heb al die tijd vruchteloos op ‘de nieuwe man’ gewacht, zoals hij door de vrouwenbladen op gezette tijdstippen wordt uitgeroepen.

Wie wil er nou een vrouw met een moeilijk zoontje? Ik heb nooit meer zoiets meegemaakt en het komt ook niet meer terug. Nu is dat allemaal dood en weggesneden. Papa is intussen overleden. Mama zit in een instelling gezellig te dementeren in haar eigen kamertje. Ze heeft altijd al haar aandacht uitsluitend aan zichzelf besteed en daar is ze nu ongeslagen kampioen in geworden.

Vaderschap

Wiebe: Abdelhak is een kleine garnaal in het proces.

Volgens zijn getuigenis is er een contact geweest tussen Ricky en Victor Van Genechten, de vliegenier die toevallig ook de broer is van een minister. Dat is de pers niet ontgaan. Ricky heeft zijn vermeende vader minstens twee keer ontmoet, in de lezing van Abdelhak.

“Een keer dat Ricky naar Victor toeging, de andere keer omgekeerd, toen zijn vader een kleine som ter hand stelde. Ik kan het weten, omdat Ricky mij plotseling een kleine lening terugbetaalde midden in de week, geld dat ik hem ooit had voorgeschoten.”

“Hoe heeft Ricky u terugbetaald?”

“Hij vertelde me dat hij het had van zijn familie. Van zijn vader.” Het is een uitspraak waarop de media hebben zitten wachten, zo geil als boter in de zomer. De aasvogels ruiken bloed. De burgerlijke partijen willen dat Victor Van Genechten als getuige wordt opgeroepen.

Dat doet hij dan ook: “Mijn belangen moesten altijd wijken voor die van mijn oudere twee broers. Albert, de oudste zou de firma voortzetten. Bernard zou een schitterende politieke carrière opbouwen. Dat lag van tevoren vast. Beiden waren gehuwd toen Brigitte naar Vlaanderen kwam als au pair voor de kinderen van Albert, tijdens die hete zomer van 1976.

Toen ik geboren ben, liepen er reeds die twee krachtige verschijningen rond, in de wereld die ik aantrof: mijn twee broers die al het licht wegnamen. Twee adolescenten die in hun baldadige gedrag altijd alles stuk maakten, me het bloed van onder de nagels pestten, maar desondanks goede resultaten haalden op school.

Toen ik volwassen werd, is de grondverhouding dezelfde gebleven. “Albert de fabriek, Bernard de politiek, dat was de leuze. Voor Victor bleef een kliekje over. Of iets katholieks. Ik zou bij gebrek aan beters, priester en liefst bisschop worden. Het was mijn moeder een doorn in het oog dat ik piloot wilde zijn, maar ik zette door.”

“Wat waren uw betrekkingen met Brigitte, de moeder van Ricky?”

“Ik heb nooit een vinger naar haar uitgestoken.” Bernard heeft nog met Albert om haar gevochten, in de serre en ze hebben daarbij een paar zeldzame fuchsia’s vernield. Dat was spectaculair. Ik was niet zo veel ouder dan Brigitte. Ik sloeg wat er gebeurde verbijsterd gade. Het was in die tijd een groot schandaal.

Mijn broer Albert en mijn moeder Caroline wilden Bernard uit de wind zetten. Daarom deden zij mij met dat zwangere wicht trouwen. Het huwelijk is meteen ongeldig verklaard, maar het kind moest een naam hebben. Ik heb daar spijt van, dat ik daaraan heb meegedaan, aan deze schertsvertoning. ‘Uw ja zij ja en uw nee zij nee,’ zegt het evangelie.

Bij ons in de familie is het allemaal leugen en bedrog. De bedoeling was Brigitte het stilzwijgen op te leggen en toch het kind niet te schaden. Mijn moeder worstelde met haar katholieke overtuiging. Zij vond dat het kind een toekomst moest hebben. Er kwam een pater over de vloer, uitgezonden door het verontruste au pair-agentschap, samen met de pastoor. Het was een bende.”

“Kunt u kort omschrijven wat voor een afspraak daar is gemaakt?”

“Brigitte noch Ricky dienden toenadering tot de familie Van Genechten te zoeken. Brigitte hield zich aan de afspraak. Meer dan twintig jaar lang heb ik niets meer van deze mensen vernomen, en ik dacht er ook al lang niet meer aan. Alleen mijn moeder, Caroline, hield zich met hen bezig.”

“Hoe bent u er dan weer betrokken bij geraakt?”

“Door een aangetekende brief van de gemeentelijke bijstand (OCMW) van Brussel, die me aansprakelijk stelde voor het onderhoud van mijn zoon, toen hij ter gelegenheid van zijn ontslag uit de gevangenis in de vrije wereld terugkwam. Het komt er op neer dat de gemeente hem een leefloon zal betalen, want dat heet nu zo, en dat ik dat terug moet storten.”

Ik krijg zomaar eventjes een hoog bedrag voor de neus, maandelijks af te betalen net met voortlopende kosten. Ik bel natuurlijk meteen naar huis. Ons moeder gaf me de raad een nieuwe advocaat in de arm te nemen.”

“Heeft u Richard Van Genechten ontmoet?”

“Op een mooie dag staat er een jongeman voor de deur die zich bekend maakt als Ricky Van Genechten. Ik ga net naar buiten om naar de supermarkt te gaan. Beeldt u zich mijn verbazing in, Edelachtbare. Voor mijn neus staat een twintigjarige knul, groter dan ik, die mij vader noemt. Ik heb hem snel verder geholpen door hem de waarheid te vertellen, die al die tijd blijkbaar voor hem verborgen is gebleven. “Ik ben je vader niet.”

Het was zichtbaar een zware slag die ik hem toebracht. “Bernard Van Genechten is je vader. Mijn broer.” Het lijdt niet de minste twijfel. Het gebeurde na een kortstondige en stormachtige, maar vooral buitenechtelijke verhouding, die er mee eindigde dat Brigitte zwanger werd, en dat hij zich herinnerde dat hij met iemand anders getrouwd was.

Geroezemoes in de zaal. Een paar journalisten rennen met de mobieltjes in de hand naar de gang. De voorzitter vraagt aandacht en stilte, “of ik laat de zaal ontruimen. Goed. Waarom bent u dan met haar getrouwd en meteen weer gescheiden?”

Het wordt alleen maar schijnbaar stil. Opnieuw geroezemoes. De herrie is niet te bedwingen. De zaal wordt ontruimd en de zitting is geschorst.

Televisiebeelden

Wiebe zet de televisie aan.

Het proces komt telkens ietsje anders in beeld op de verschillende zenders. De Nederlandstalige lokale zender is het meest uitgesproken in zijn standpunten. Kan de Brusselse regering wel overeind blijven? Victor Van Genechten staat in rechtstreekse verbinding de ankervrouw te woord.

“Ik ben alleen voor de vorm met Brigitte getrouwd, om de familie-eer te redden en om het kind een schijn van bestaan te gunnen. Ik moet mijn moeder Caroline nageven dat ze daar toch voor heeft gepleit. Zijn moeder heeft hem dit al die jaren voorgelogen, volgens afspraak trouwens.

Nou, ik val uit de lucht. Daar staat ineens iemand die zegt dat hij je zoon is, verslaafd aan drugs, ontslagen uit de gevangenis, compleet aan de grond, een homo bovendien, wat niet al. Het slaat wel in, moet ik zeggen. Ik geef hem het boodschappengeld, die eerste keer, want ik kan er toch altijd uit de muur halen. Ik heb een hart. Ik had met hem te doen. Maar ik wilde niet dat hij daar elke dag stond geld te vragen.

Ik mocht niet klagen, want ik had toen nog een vaste baan bij Sabena.

Ik wilde hem best een keer wat geven, want hij blijft toch ergens wel een neefje, moet ik toegeven, maar ik kan niet elke maand opnieuw voor zijn levensonderhoud instaan tot het einde van mijn dagen. Dat maak ik hem ook duidelijk. Hij moet me beloven dat hij het geld niet aan drugs uitgeeft, dat hij stopt met gebruiken en een arts raadpleegt.

Dat is afgesproken. Verder is het mijn probleem niet, maar het zijne. Hij gaat weg zonder moeilijk te doen, blijkbaar onder de indruk. Helaas komt hij zijn belofte niet na. Hij belt opnieuw en ik ben nog een keer naar hem toe gegaan met wat geld. Ik heb hem duidelijk gezegd dat het de laatste keer was, dat ik geen enkele verplichting had zoiets te doen, en dat hij het dan maar beter zijn echte vader kon vragen. Of zijn moeder.”

In de televisiestudio zit een deskundige politica met een vergetelijke naam.

Zij is benieuwd of Minister Bernard Van Genechten later deze week zal getuigen op het assisenproces van de superflikaffaire. “Zal hij zijn prerogatieven inroepen om niet te verschijnen?” Ze meet de politieke opschudding breed uit. “Zal de minister naar de rechtbank gaan, om onder ede de waarheid te spreken? Heeft dit een weerslag op zijn ambtsvoering? Zal hij de eer aan zich houden? Kan hij met andere woorden nog functioneren, om het woord niet te gebruiken?

Een bebaarde grondwetspecialist komt in beeld: “Bij ontslag van de Vlaamse minister zou de hele Brusselse regering wel eens in elkaar kunnen stuiken. De gevolgen daarvan zijn niet te overzien voor de andere regeringen van het land, de federale, de Vlaamse, de Waalse en de Franse.”

Ja, ik zie het al voor me. De trams zouden stoppen met rijden, de brandweer zou niet meer uitrukken, de elektriciteit zou uitvallen, en voor mijn venster zou het muisstil zijn. Het hele land plat. Nog goed dat we mogen dromen. Minister Bernard Van Genechten komt op het scherm vervolgens zelf uitleggen dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn diensten nog niet kan missen.

“Ik heb nooit iets met bijzondere opsporingstechnieken te maken gehad, maar ik ben wel altijd een groot voorstander geweest van een goede ordehandhaving, en daar hoort bij dat de politie de dingen mag doen die nodig zijn om een boef te pakken.”

De verslaggever haakt snibbig in: “Wat waren uw betrekkingen met wijlen inspecteur Robeyns?” De minister strijkt zich over het haar en grijpt een oorlel vast. Hij heeft nù zin om te liegen, dat kan iedereen zien. Hij brabbelt wat en maakt er zich van af met een Jantje van Leiden dat nee noch ja betekent. “Niets mee te maken.”

Het klinkt best wel bitsig. Zou hij zich in het nauw gedreven voelen? Ik mag het eigenlijk wel hopen, want de man staat mij niet aan. Ik kan er niet genoeg van krijgen, en ik zap naar een Franstalige zender om te zien hoe de minister het daar van afbrengt.

Deze keer staat hij met een bundel moeilijke dossiers onder de arm bij zijn blinkende auto en legt hij met de glimlach een zorgvuldig voorbereide verklaring af, van enkele zinnen, in een aardig Frans. Geen vuiltje aan de lucht. De Franstalige verslaggever is veel vriendelijker dan de Vlamingen van daarnet. België ziet er weer even iets anders uit. Bernard Van Genechten, hoewel van Vlaamsen bloede, is redelijk populair bij zijn Franstalige spitsbroeders in de Belgische politiek.

Getuigenbalie

De volgende ochtend kunnen we met de auto niet bij het justitiepaleis geraken van de drukte.

De straalwagens van de internationale televisie nemen het hele Poelaertplein in beslag. Op de reusachtige trappen staat een rij mensen aan te schuiven. Een helikopter wentelwiekt in het ronde. Studio Brussel meldt opstoppingen in het gebied rond het Poelaertplein.

We gaan dan maar naar het perscentrum, waar Wiebe nog vrienden heeft van vroeger. We kijken rechtstreeks op het lokale gesloten televisiecircuit naar het proces. Door een recente wetswijziging is dat nu toegelaten, maar het mag niet uitgezonden worden voor vanavond.

We zien Minister Van Genechten bij de getuigenbalie staan. Hij is bezig het uit te leggen: “Mijn broer Victor was als toekomstig lijnpiloot niet politiek te beschadigen. Hun huwelijk zou niet lang duren en alleen juridisch van aard zijn, aangezien ze niet voor de kerk trouwden. De afspraken waren voornamelijk bedoeld tot welzijn van het kind, en om mijn huwelijk te redden.”

De voorzitter: “Maakt dat dan een verschil uit?”

“Voor een Van Genechten maakt dat alle verschil. We bedachten dat Brigitte met Victor in Brussel wat had, en dat ze daar typiste was. Het werd een fantastische juridische constructie. Ik zie nu wel in dat dit geen steek houdt, maar toen kon dat, of we dachten dat toch.”

“Is Ricky uw zoon?”

“Dat is nooit aangetoond. Ze kan best met Victor of Albert geslapen hebben. Of met iemand anders.”

Het wordt Brigitte te machtig: “De smeerlap. Le salaud,” sist ze tussen haar tanden.

“Heeft u de overleden Ricky Van Genechten ooit ontmoet?”

“Op het einde van zijn leven begon hij me lastig te vallen. Hij belaagde me via de telefoon, email, brieven en probeerde alsmaar in mijn buurt te komen. Op een bepaald ogenblik was hij overal. Het antwoordapparaat, de fax, of daar hing weer de vrouw van een lokale partijvoorzitter aan de lijn met het schrijnende verhaal.

Ik weigerde natuurlijk hem te ontmoeten. Blijkbaar had hij vernomen dat Victor niet zijn vader was. Ricky was oprecht verrast, heb ik me laten vertellen.  Maar ik heb altijd mijn twijfels gehad. Volgens mij papte Brigitte met iedereen aan.”

“Le salaud,” sist Brigitte opnieuw. Ze is diep verontwaardigd. Ze gaat weg met een ferme tred, terwijl de andere aanwezigen in de videozaal aan de televisieschermen gekluisterd blijven.

“Brigitte is met opzet zwanger geworden, om me aan de haak te slaan, en me van mijn vrouw weg te lokken. Toen ze het me vertelde, dat ze zover was, bedacht ik me, dat ik beter mijn huwelijk niet op het spel kon zetten voor een jonge, wulpse lichtekooi. Ik heb er niet lang over gepiekerd. Ik verzoende me met mijn echtgenote en ze schonk me vergiffenis. We hebben voor het kind een genereuze financiële regeling getroffen.”

“Heeft u Ricky ontmoet in de weken voor zijn dood?”

“Een enkele keer heeft Ricky de Security weten te verschalken.

Hij drong door tot op een receptie waar ik ook was, om een lint door te knippen of iets in te huldigen. Ik was totaal verrast. Er zijn beelden van gemaakt.

Wordt vervolgd…


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Recente bijdragen

A-priori

Het succes van ons gedicht zal ervan afhangen of het toespreken ook een aanspreken wordt. Voel je je als lezer aangesproken door het gebodene? […]