Arseen droomt weg bij de gedachte aan een kroostrijk gezin samen met zijn geliefde…
“…Dan ga ik straks slapen met een glimlach om de lippen en denk aan mijn meisje zoet, mijn klein kapoentje dat reeds te dromen ligt in het veel te grote bed onder het kristallen lustertje met zijn twee satellietjes aan de muur. Ik denk dat je niet meer eenzaam zal zijn, want ik zal je gedachten raden en ik zal je kittelen en porren tot je lacht en zegt: “Nu is het genoeg, ik kan niet meer.”
Later komen dan de Petertjes en de Annejannetjes en de traan om het eerste tandje en de lach om het eerste stapje van onze kleine pappedingens. En jij die met het eerste levende popje zal spelen na zijn badje en na het poederen van zijn roze beentjes. Och mensen toch, wat ben ik blij en gelukkig als ik daaraan denk en als ik denk aan jou als mijn vrouwtje, mijn tedere en sterke, die een en al hart is. Wat ben ik blij, omdat ik je de mijne zal kunnen noemen binnen enkele maanden…”
Geef een reactie