Woestijnvis
Voorgelezen door Dina Sonck
Waar hij nu is, wil ik uit liefdeswens niet weten.
Zijn lichaam leeft. Zijn geest is echter uitgedoofd.
De ziekte heeft zijn mensenwezen leeggeroofd.
Lang voor zijn beurt heeft hij zijn levensdraad versleten.
Een oord van stil gefluister en verstomde kreten.
Zijn ziel is bloedeloos, af van het bot gekloofd,
In wervelende pluim verkookt en doorgestoofd,
Zijn blik oneindig en de diepte niet te meten.
Wie van ons beiden is verbijsterd, wie verbluft?
Nog is niet elk sprankeltje licht al uitgestorven.
Al lijk je soms versuft en mentaal uitgepuft,
Je levensgeest verstikt, je adem wat bedorven:
Toch flikkert daar een glimmervonkje van vernuft,
Een vis in de woestijn die lang heeft rondgezworven.
Geef een reactie