Wat drijft ons tot elkaar?
Voorgelezen door Dina Sonck
Van dit soort jongen hou ik, met rugzak en petje.
“Niet onknap, pienter, kwetsbaar,” zo luidt het besluit;
Voor dit soort jongen rol ik rode lopers uit;
Met zo een combinatie geef ik hem van jetje,
En onderdruk van tijd tot tijd een binnenpretje;
Daar paai ik en ik paardans en ik schiet plots kuit,
En voor het zover is verbrand ik al mijn kruit.
Er valt me niets te binnen dan een schietgebedje.
“O Heilig land weerklinken daar niet wrede schoten?”
Daar treft me iets van uw onmenselijke leed:
Van alle troost verstoken en van alles uitgesloten:
In warme nacht omhuld door angstig huiverzweet.
Zal voor de bruidegom haar maagdenvlies ontbloten,
De pas ontloken bruid in prijzig bruiloftskleed.
Geef een reactie