Gedempte klacht
Voorgelezen door Dina Sonck
Antinoös, waar zijt gij? Nu het licht geslonken
Is, en alles dooft, bederft of doodgaat en vergaat.
Ik heb een eeuwigheid gewacht, het wordt nu laat,
Maar ben nog steeds in jouw herinnering verzonken,
Jouw mond en oogopslag die jij me hebt geschonken.
Mijn jongen en mijn man, mijn makker en mijn maat.
Waar ben jij dan, mijn oogappel, nu het uur slaat,
Waarom ben jij destijds in kalme Nijl verdronken?
Daar in de fluisterrietkraag aan de waterzoom,
Uittredend in de breedte en vernauwend in de smalte.
Gedwee meedeinend op de kabbelende stroom.
Op ’t glinsterende water drijvende gestalte,
Vol schuchterheid en schaamte en verschraalde schroom,
Gestokte ademhaling en een hoog verdrietgehalte.
Geef een reactie