Biecht
Voorgelezen door Dina Sonck
Ik kniel en ik beken, mijn biechtvader, eerwaarde
Te veel hield ik van prikkelende woordenroes
Extase met vervoering, en geroezemoes,
dat ‘t nutteloze aan ‘t onaangename paarde
Tot Jezus Christus me eens goed in d’ogen staarde
En sprak: het moet nu uit zijn met de flauwe smoes
Hij klapte in zijn handen en plotsklaps pardoes
Lag ik op madeliefjes en de aangestampte aarde
Vergeef mij, Vader, mag ik bidden. ‘k Kus uw mouw
Dat uw manipel mij uit hellepoel mag heffen
Uw stola, of ik vraag het Onze Lieve Vrouw.
Al moet ik tot mijn schande al mijn schuld beseffen
Ik worstel met mijn spijt in tranen van berouw
En zal mezelf in boetedoening overtreffen.
Geef een reactie