Charles Bradley (1902–1979), werkzaam in een van de eerste kinderpsychiatrische klinieken van de VS, in de staat Rhode Island, beschreef in de jaren dertig dat het gebruik van benzedrine bij kinderen met gedragsproblemen resulteerde in een verbetering van hun prestaties in de instelling, gedragsmatig en op het vlak van schoolresultaten.
Daar is een kwarteeuw niets mee gedaan tot onderzoek in het laatste kwart van vorige eeuw de basis legde voor de hedendaagse farmaceutische behandeling van ADHD-patiënten. Dat was eerst erg controversieel, want helaas gaat het om preparaten die op de dopinglijst staan, omdat de wetgever heeft geoordeeld dat ze gevoelig zijn voor misbruik en afhankelijkheid.
Meestal gaat het om amfetamines, middelen die rechtstreeks ingrijpen op het adrenaline metabolisme. We zijn adrenaline al tegengekomen toen we het over angst hadden. Het wordt onder meer afgescheiden door de bijnieren, maar het speelt ook een grote rol bij de prikkeloverdracht tussen zenuwcellen in de hersenen.
Pepmiddelen verwekken typische adrenalineverschijnselen zoals versnelde hartslag en ademhaling, gejaagdheid en een gevoel van opwinding. Het geeft een roesgevoel dat sommigen als prettig ervaren. Iemand met ADHD reageert daar heel anders op. Het heeft een kalmerend effect, omdat de persoon zich nu beter kan concentreren en aanpassen aan de schoolse omgeving.
Daar is een tijdlang moord en brand over geschreeuwd en het heeft heel wat woordenstrijd gekost, maar nu is aanvaard dat het voorschrift in de juiste indicatie, bij kinderen met ADHD, tot betere schoolresultaten leidt, naast een aangenamer gedrag en meer huiselijk geluk. Het zou jammer zijn om een middel dat zoveel goed doet in de kleine groep voor wie het toegelaten is, te ontzeggen aan de kinderen en volwassenen die het nodig hebben.
Waarom zou je dat doen? Op basis van morele gronden? Het begon met een arts die middelen voorschreef, aan kinderen nog wel. Middelen die naar onze normen wettelijk verboden zijn voor een indicatie waar in de beginjaren niemand van gehoord had. Dat wekte veel weerstand. Uiteindelijk zijn het de moeders geweest die zagen dat hun kinderen erop vooruitgingen, en stilaan is het toch ingeburgerd dat kinderen en jongeren deze middelen nemen.
Voor volwassenen ligt dat nog anders.
Recente bijdragen
Aidspatiënten van Dr. Peter van Breusegem – deel 1
Het verhaal van Hubert en zijn vrouw. In de jaren tachtig, middenin de aidsepidemie, begint Dr. Peter van Breusegem als jonge huisarts in zijn eerste praktijk. Een beetje onvoorbereid vangt hij de eerste aidspatiënten op. Ondanks het feit dat hij nog niet zo veel ervaring heeft, doet Peter zijn best hen zo goed mogelijk te begeleiden, ook op psychologisch vlak.
Geef een reactie