Veroordeeld
Uitgesloten
I
De kringspier heeft me uitgestoten,
Met pek en veren overgoten.
Ik heb daaraan het lopend schijt.
Zo ben ik heel wat ballast kwijt,
En ik sta op mijn achterpoten,
Want ik ben uit de kring gesloten,
En ervan in mijn wiek geschoten,
Terwijl ik op mijn tanden bijt.
De kringspier…
Heeft mij uit haar revier gesloten,
Beschimpt, bespuwd en uitgefloten.
Al is het tot hun grote spijt,
En maken ze me geen verwijt,
Zo heeft de beheerraad besloten.
De kringspier!
II
Veroordeeld tot de eeuwigheid,
Voor eens, voor immer en altijd,
En eindeloos en onverdroten.
Waarom dat was, is mij ontschoten,
Maar ik was in de minderheid,
En het schandaal is uitgedijd.
Het heeft zich overal verspreid.
Tot noodlot van mijn lotgenoten,
Veroordeeld.
Tot boetedoening niet bereid,
Heb ik er me bij neer gevleid,
Er mij niet langer aan gestoten,
En tot gelatenheid besloten.
Al ben ik dan ook uitgebreid…
Veroordeeld.
Geef een reactie