De schminkkamer
Het masker waardoor ik mezelf tegenkom:
Ontdaan van mezelf en al mijn eigendom.
Wie zou zijn gebreken niet willen maskeren?
En sproeten en moedervlekken weg grimeren,
En rimpels verhullen van de ouderdom.
Een afneembaar voorwerp dat stemloos en stom,
Daar werkeloos hangt, en dat onder het mom,
Een leegte bergt die zich niet laat maquilleren.
Het masker!
Dat met holle ogen me aankeek weerom.
Terwijl een kille huivering me beklom,
De neiging me met een laag schmink in te smeren.
Om in een theaterpersoon te verkeren,
Met laaiend publiek in de stalles alom.
Het masker.
Recente bijdragen
Links, rechts, averechts
Jij schreef omtrent wie straks de volkseenheid gaat leiden, en reageerde koeltjes op mijn pennenvrucht. Een rechtse voorstander van orde en van […]
Geef een reactie