Spring naar de inhoud

Alsem of Vergif zit in de dosis: slot

Alsem of Vergif zit in de dosis: slot

Alsem of Vergif zit in de dosis: slot_foto van krant

Beelden van voor zijn dood

Het heeft nog de lokale pers gehaald.

In een prachtig Brussels hotel worden de definitieve nieuwe uniformen van de politie aan het publiek getoond. De hele pers en modewereld is uitgenodigd.

Minister Bernard Van Genechten komt van het spreekgestoelte af. Een jongmens met een slobberbroek vol zakken met kleppen komt voor hem staan, zoals zovelen doen en drukte de minister de hand. Deze heeft er eerst geen erg in. Maar Ricky liet de doorluchtige hand niet los en zei:

“Aangenaam kennis maken. Ik ben Ricky Van Genechten, jouw verloren zoon.” Het is bijzonder vervelend aan het worden. Bernard weet zich geen raad. “Wat kan ik voor u doen?”

“U moet me helpen, papa. Ik zit diep in de shit.”

De minister kijkt vertwijfeld om zich heen. Hij wil ten allen prijze een openbaar schandaal vermijden, met al die notabelen in de zaal.

“Wil je me alsjeblieft met rust laten?”

Ricky wordt boos en schreeuwt dat ik een leugenaar en een verrader ben, net zoals alle andere Van Genechtens. De security vindt het niet normaal meer en grijpt in. Ricky klampt zich vast aan de stropdas van zijn biologische vader, zodat een korte duw- en trekpartij plaats vindt. Tenslotte wordt de onverlaat manu militari afgevoerd en kan de receptie doorgaan.

Minister Bernard Van Genechten trekt zijn das recht, kijk in een wandspiegel of zijn haar goed zit, en stamelt een excuus.”

Het beeld vervloeit tot Bernard in de gerechtszaal.

“U staat onder ede. Bent u de vader van Ricky?

“Eerlijk gesproken, ik weet het niet. In de fantasie van Brigitte was hij mijn zoon. Ik heb gegronde redenen om daaraan te twijfelen. Ik kan niet ontkennen dat we een kortstondige verhouding hebben gehad. Vervolgens zijn wij het slachtoffer geweest van een gemene chantage vanuit Frankrijk, waar Brigitte en haar vader er destijds mee dreigden ons een proces aan te doen om onderhoudsgeld te eisen. Om schandaal te voorkomen, hebben we meer dan onze bijdrage betaald aan de opvoeding van het kind, dat verkeerd is opgevoed. En nu was hier een drugsverslaafde woesteling aan het werk om mijn reputatie kapot te maken. Ik heb hier zwaar onder geleden. Ik heb reeds zwaar geboet voor mijn misstap.”

De pers is unaniem in haar veroordeling van Minister Bernard Van Genechten. Hij heeft een slechte beurt gemaakt met zijn getuigenis in het assisenproces. Hij is eruit gekomen met de onderbroek op de enkels. In een poging zich zielig voor te doen, heeft hij alleen maar toegegeven dat hij mogelijks een motief had om Ricky uit de weg te laten ruimen.

Het gewone volk reageerde tot dusver eerder onverschillig op de zaak. Nu is de belangstelling pas goed gewekt. Een machtig politicus ontmaskerd tot gierige smeerlap, onbetrouwbare slapjanus en handige smiecht, een gladde aal met een onfeilbaar instinct voor macht en geld. Voornamelijk wordt hem aangewreven dat hij zijn zoon in de steek heeft gelaten.

Nog klampt hij zich vast aan de macht. De genadeslag komt als dierbare vrienden van zijn eigen waardenpartij vinden dat hij ‘een schadepost’ is. Ze willen alleen anoniem iets aan de pers zeggen. Het is privé. Niemand heeft er uitstaans mee, maar zijn gedrag wekt toch openbare verontwaardiging.

De zwarte weduwe

Op het vroege middagnieuws is al te zien hoe Bernard Van Genechten in het nauw komt in het Brussels parlement.

De minister biedt het hoofd aan een salvo van Vlaamse vragen, van elke partij een, om uitleg over zijn persoonlijke betrokkenheid bij een assisenproces dat te maken heeft met verdwenen stukken en ambtsoverschrijding. Er zijn ook vragen uit zijn eigen partij bij, en niet de minst stekelige, vanwege de ex-jongerenvoorzitter van de Waardenpartij die recent in de assemblee is opgenomen, na de vorige stoelendans.

Tegen de avond ziet Bernard echter zelf in dat zijn positie onhoudbaar is geworden en hij treedt af. Aangezien hij op deze manier in een moeite door zijn onschendbaarheid kwijt is, wordt hij des anderendaags door een merkwaardig alert gerecht in beschuldiging gesteld van medeplichtigheid, belangenvermenging, misbruik van het ambt en andere onfrisse praktijken, die tijdens het proces aan het licht zijn gekomen.

Op het assisenproces staat ook de weduwe Robeyns terecht. De gifweduwe, zoals Het Laatste Nieuws haar noemt, is de onmisbare schakel geweest die van haar overleden echtgenoot een moordmachine maakte. “Dood en verderf onder jonge homoseksuele mannen,” zoals de pers onverbiddelijk samenvat.

Het moge volstaan hier te melden dat Robeyns meer dan dertig jaar met deze apothekeres gehuwd is geweest. Zij stond haar man met raad en daad bij in zijn wandaden. Zij was het die de krachtige poeders klaarmaakte en de moordmethoden bedacht, die toch van enig wetenschappelijk inzicht getuigen.

Tot voor kort geloofde ze wellicht nog dat de minister iets voor haar kon ondernemen. Of durfde ze hem niet aan te vallen? Nu verandert ze het wapen van schouder en hoopt ze haar schuldaandeel te verminderen door Van Genechten mee in bad te nemen. Ze haalt banden uit de kast die Robeyns heeft opgenomen.

De samenvatting toont hoe Robeyns en Bernard Van Genechten het over Ricky hebben. Van Genechten beklaagt zich over de overlast en zijn persoonlijke onveiligheidsgevoel. Robeyns zegt, “nou daar is misschien iets aan te doen. Toevallig ken ik die Ricky wel. Hij is een van onze informanten. Wat zou u er van denken als hem eens iets overkwam?”

“Ja, maar dat hoeft niet.”

“En wat als hem wel eens iets ernstigs overkwam?”

“Ja, dat zou dan bijzonder sneu zijn voor hem zijn, meer kan ik er niet van zeggen.”

“Het zou een aantal praktische problemen oplossen, niet? In ruil reken ik wel op u. U weet dat er in de pers veel kritiek is op sommige politiemethodes. Ik hoop dat u aan ons denkt bij het stemmen van de politiebegroting.”

‘s Anderendaags staan de kranten vol met meer details over de samenwerking tussen Van Genechten en Robeyns. Het hele proces wordt erbij vergeten. Het volk smult van de passies van de rijken. Dit heeft veel meer impact dan geleerde discussies. De televisie brengt sfeerbeelden van hoe deze mensen leven.

Albert en Bernard wonen elk in hun eigen riante bouwmisdrijf, omgeven door hectaren landbouwgrond: paardenweiden, boomgaarden, een paar golfholes. Er zijn helikopters voor nodig om de heerlijkheden goed in beeld te brengen met hun landerijen. De wentelwieken vliegen zo laag dat ze de paarden opjagen. De villa’s zijn goed bewaakt en geen enkele reporter geraakt voorbij het hek.

Het geeft niet bepaald de indruk dat hier gewone lieden wonen.

Bij het goed van Caroline, het ouderlijk huis, staat een beige Cadillac voor het pui. Bernard heeft ook nog eens een penthouse in de stad waar hij minister is. Krijgen we ook beelden van, tenminste van buiten. De vrouw van Bernard, immer perfect gekapt en gelift, komt aangelopen en gaat naar binnen. Zij houdt zich bezig met het beheer van het familiefortuin. Daarnaast verzamelt ze Russische avant-garde kunst uit de jaren dertig, zo vertelt de commentator. Ze wil geen commentaar geven en ze wenst geen contact met de pers.

Wiebe stoot me aan en zegt: “Voel je het ook? Er is iets aan het broeien in dit land. Het is niet meer hetzelfde.”

De beige Cadillac

Een oude Cadillac, verlengde versie, komt met enige moeite de parking onder het Poelaertplein ingereden.

Het is een perfect bewaard model uit de jaren zeventig, glanzend gepoetst, en shockerend in zijn gaafheid, zonder enig schrammetje te vertonen. Hij zoekt naar een brede parkeerplaats; want hij heeft er wel drie nodig.

Op de achterbank zit een oud vrouwtje te luisteren naar muziek van Doris Day: Que sera sera. Het besje is helemaal opgetut en opgekleed, als een rimpelige Chihuahua met een roze strik. Het spaarzaam wordende haar onder een paarse pruik verborgen, een lichtroze pluizige struisveren stola om de schouders. Een roze mantelpakje en eeuwenoude Chanel N° 5 om de limousine heen.

“Weet je wie dat is?” vraagt Wiebe. “Dat stokoude besje houdt met elke harteklop nog even een paar miljarden bij elkaar, die uiteen zullen vallen als ze overlijdt, terwijl de glasindustrie in dit land er zieltogend en leeggeplunderd bijligt. Verkocht aan het buitenland en vervolgens ingekrompen, om de vreemde holding meer kansen te geven.”

De Cadillac parkeert in de parkeergarage onder het Poelaertplein. De chauffeur stapt uit, maakt de ruime koffer open en haalt er een rolstoel uit, die hij openplooit. Dan maakt hij de deur van de auto open en komt dat onooglijk roze besje er uitgekropen. Een onzekere rode mond tussen twee gouden oorringen, trillende onderkaak, wat zwarte spatten rond de ogen.

Haar hand met levervlekken rust op het ivoren handvat van haar wandelstok. Zij strekt even de benen en gaat dan zuchtend in de rolstoel zitten. De chauffeur sluit de wagen af en ze gaan naar de lift. In het justitiepaleis gekomen, houdt de rolstoel halt bij de damestoiletten. Caroline van Genechten komt overeind, leunend op haar stok, gebukt onder haar versierselen.

De oude mevrouw gaat schuifelend de damestoiletten van het Paleis van Justitie binnen. Voorzichtig vindt ze haar weg met haar schuine vogelkopje, de rug gebogen. “Caroline.”

Ze hoort het niet, maar ze vindt Brigitte op haar weg. Caroline heft het schuine hoofd en kijkt de dame aan die haar de weg verspert. “Madame Caroline, wat is dit lang geleden.”

“Uit de weg kind. Op mijn leeftijd kunnen we het geen eeuwen ophouden.”

“Weet je wie ik ben?”

“Straks. Eerst moet ik plassen. Ga opzij, ik moet er even langs.”

Er komt een onbekende vrouw naar binnen. Brigitte geeft zich een houding door voor de spiegel haar discrete make-up aan een grondige controlebeurt te onderwerpen. De onbekende vrouw gaat naar het vrije toilet en gaat dan weer weg.

Het duurt een eeuwigheid en dan komt Caroline eindelijk uit haar toilet naar buiten en ze gaat schuifelend voor de spiegel naast Brigitte staan.

Ze kijken elkaar via de spiegel in de ogen. De blik van Caroline is niet getemd. Er smeult nog steeds een gloed van haar oude, wilskrachtige zelf in haar pupillen. Dus is het toch nog zij die als eerste het woord neemt, met een hese stem.

“Brigitte. Het moest er eens van komen. Welja, waarom niet in de damestoiletten van het Paleis van Justitie? Het is zo lang geleden. Ik had niet gedacht dat we ooit elkaar in deze omstandigheden zouden ontmoeten. Het gaat heel slecht met ons, heel slecht moet ik zeggen. Wellicht schep je daar behagen in.”

“Nee, Madame Caroline, pas du tout. Ik heb altijd een groot respect voor u gehad als mens. Ik kan nu begrijpen dat u destijds heeft gehandeld zoals u deed.”

“Ik wilde kwaad voorkomen, maar ik heb groter kwaad gesticht.”

“Na al deze jaren wil ik u graag zeggen dat ik u vergeven heb. U wel, maar Bernard niet.”

“Ach, wat kan ik zeggen. Het zijn mannen. Het zijn dwaze wezens. Maar jij hoefde niet zo dwaas te zijn.”

“Op die leeftijd neem je als vanzelfsprekend aan, dat de eerste liefde voor het leven is. Ik heb bij u wellicht de enige gelukkige zomer in mijn leven meegemaakt. Ik was in een moeite door volwassen.”

Stilte.

Slot

Brigitte herneemt:

“Wist u ervan dat het zo slecht met Ricky ging?”

“Beste Brigitte, het spijt me. Victor belde me op, redelijk van de kook. Hij had net wat geld gegeven aan dat joch van je, en ik dacht eerlijk gezegd ook dat het zo wel voldoende was. Het leven is hard en we moeten er allemaal voor werken. Ook jongeren moeten dat leren. Het heeft geen zin er eieren onder te leggen.”

“Ik wist het niet, dat het zo erg met hem was. Ik was bezig met mijn operatie.”

“Ja het is heel jammer. En nu is ook Bernard nog zijn baan kwijt. Het houdt nooit op. Ik weet niet waar het vandaan blijft komen. Je hebt er wel een potje van gemaakt.”

“Ik?”

“Als jij niet op je rug was gegaan, om het vulgair te zeggen, dan hadden we al die ellende niet gehad. Ik neem het je niet kwalijk. Het is voornamelijk de schuld van de mannen. In vroeger tijden maakten ze een onderscheid tussen hoeren en dames. Daartussen was een diepe kloof. Ik zeg niet dat jij een hoer was. Het zijn de mannen die ons tot een hoer of tot een dame maken. Was je maar een hoer geweest. Dan was het simpel. Een hoer betaal je voor bewezen diensten en de kous is af.”

“Madame Caroline, vous me blessez. U kwetst me. »

“Het is niet mijn bedoeling je te kwetsen, maar ik ga hier niet staan liegen op mijn leeftijd. Je n’ai rien contre toi, maar je kunt je voorstellen dat ik vind dat jij niet bij ons past. Je bent geen dame. Dat is mijn enige verwijt. Je hebt het mooi verknoeid door met Bernard naar bed te gaan, gratis en voor niets. Quelle horreur. Gewoon uit verliefdheid. Dat doet een dame niet. Daar is het huwelijk voor. Bernard was getrouwd, dat had je te respecteren.”

Moeizaam gaat de oude vrouw naar de uitgang. “Nee, je moet me niet helpen. Ik vind het wel. Ik ben nog niet helemaal seniel.”

Brigitte staat te janken voor de spiegel:  “Mijn vader was dokter in verdoving, mijn moeder was ziek in waan, mijn zoon is gestorven, en ik heb geen dochter gekregen. Zijn zonden dan nooit uitgeboet? Eén hete zomer. We tennisten en pongden ping. We zwommen om strijd. Ik was jong en ik won van oudere mannen. Er was een vijver met karpers op het landgoed.”

Het deed denken aan de zonnekoning, die pracht en die misdadige rijkdom. Die wrede heerlijkheid. Heb je de helikopterbeelden gezien? Er is veel aan- en bijgebouwd sinds de hete zomer van 1976. Albert en Bernard hebben zelfs voor mij gevochten. Ik moet er nog altijd om lachen als ik er aan denk. Ik wist niets van geboorteplanning, eerlijk.

Stom van me, ik weet het. We waren toen zo stom, tenminste ik toch, en velen zijn vandaag ook nog zo stom. Ik zou de raad willen geven, doe niet zo stom. Zelf was ik dus wel zo stom en het bleek dat ik stomweg zwanger was. Daar sta je dan stom van. Nu jà.”

Brigitte brengt haar make-up weer aan en herstelt de geleden schade. Ze gaat naar buiten, waar haar Jules staat te wachten. Het is tijd voor het verdict. Iedereen spoedt zich naar de assisenzaal. Het hof veroordeelt de weduwe Robeyns en mevrouw Monique Delamenotte tot voorbeeldige straffen. Abdelhak komt er met uitstel en afstel weg, met ongeveer wat hij heeft uitgezeten in voorarrest, wegens voorbeeldige medewerking met het gerecht en de rest kan wellicht in elektronisch arrest met een chip in een enkelband.

De verdwenen gsm is weer boven water gekomen. Hij werd ontdekt in een bureaula. Ibrahim beweert niet te weten hoe hij daarin terecht is gekomen. Het verhaal is nooit afgelopen, want het komt tot nieuwe processen.

Einde.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Recente bijdragen

A-priori

Het succes van ons gedicht zal ervan afhangen of het toespreken ook een aanspreken wordt. Voel je je als lezer aangesproken door het gebodene? Daaruit volgt de vraag voor de maker…

Berlijn

Louisa vond Berlijn een mooie en aangename stad, omdat ze kleurig is. Brussel daarmee vergeleken is grauw en grijs. Dat vindt ze deprimerend.