Skip to main content

Interview met Patrick Bernauw: Het Lam Gods

Interview met Patrick Bernauw: Het Lam Gods

Een brief van Hubert Lampo aan Patrick Bernauw (1983).

Interview met Patrick Bernauw: Het Lam Gods

Patrick Bernauw omschrijft zichzelf als een magisch-realist. En als we hem vragen vanwaar die fascinatie komt, dan is het antwoord kort en bondig: Hubert Lampo. Vanaf het begin van zijn schrijverscarrière liet hij zich inspireren door de auteur van de bekende roman De komst van Joachim Stiller, die in zijn verhalen het alledaagse met het mysterieuze, vaak via ‘betekenisvolle toevalligheden’, subtiel wist te verweven. Maar het duurde even voor Bernauw dat magische zich ook eigen kon maken. Vandaag vertelt hij hoe hij zijn bewondering voor Lampo stilaan vertaalde in een eigen schrijversstem, en hoe hij op een dag, onverwacht, zelf ook een moment van synchroniciteit meemaakte.

Je was altijd al geïnspireerd door het magisch realisme van Hubert Lampo, ook om zelf te gaan schrijven. Hoe heb je jouw eigen stem in dat magisch realisme gevonden?

Als puber, en later als adolescent, begon ik met het schrijven van verhalen. Ik schreef altijd onder invloed. Niet van drank of drugs, natuurlijk, maar van schrijvers als Hubert Lampo. Zijn interesse in ideeën rond het collectief onbewuste – zoals die ooit door Carl Jung beschreven zijn – en vooral zijn ervaringen met synchroniciteit, zogenaamde ‘betekenisvolle toevalligheden’, lieten een diepe indruk bij me na. Vooral zijn stelling dat “in magisch realisme het grondwoord realisme is”, vond ik een intrigerend idee: het bovennatuurlijke werkt pas echt als het geloofwaardig ingebed is in de realiteit.

Alleen… ik bleef louter een geboeid toeschouwer, want zelf had ik nooit synchroniciteiten beleefd.

Tot ik aan twee boeken tegelijk werkte: een jeugdboek over de diefstal van de Rechtvaardige Rechters en een boek voor volwassenen over de verborgen betekenissen achter het Lam Gods. Volgens mij was het niet enkel een religieus kunstwerk, maar ook een esoterisch tableau vol alchemistische en kathaarse symboliek. Ik dacht dat Jan van Eyck daarin het verhaal van de Graal vertelde – niet als een beker uit de eucharistie, maar als het symbool voor het Heilig Bloed. Dat Heilig Bloed zou via de Tempeliers in Brugge zijn terechtgekomen. Sommigen zagen daarin zelfs een verwijzing naar een verborgen bloedlijn van Jezus en Maria Magdalena – nog lang voordat Dan Brown er zijn bestseller, De Da Vinci Code, op baseerde.

 

Het Lam Gods

Het Lam Gods van Van Eyck. Linksonder het gestolen paneel van de Rechtvaardige Rechters.

Het boek dat ik voor volwassenen aan het schrijven was, moest een vorm van literaire non-fictie worden: zes mogelijke scenario’s over de geheime geschiedenis en de verborgen betekenissen van het Lam Gods, en over de diefstal van het paneel De Rechtvaardige Rechters, elk gebaseerd op onderbouwde hypothesen, maar verteld als een roman.

Alleen: ik had geen sluitstuk. En zonder sluitstuk, geen verhaal…

Tot ik dacht een nieuwe mogelijke bergplaats van het gestolen paneel te hebben ontdekt: een plek op vijf minuten van de Sint Baafskathedraal, met vaste openingsuren, zoals ook beschreven in de afpersingsbrieven van Arsène Goedertier. De locatie stond in Gent bekend als het Huis van de Gebroeders Van Eyck en lag vlak naast het stamcafé van Goedertier. Alles leek te kloppen… maar ik had geen tastbaar bewijs. Het boek bleef onaf.

En toen gebeurde het.

Ik liep op een dag in Aalst toevallig een stripwinkel binnen waar ze ook tweedehandsboeken verkochten. Ik wilde wat rondneuzen. Achter de toonbank zag ik een stapel boeken op de trap liggen. Boven op de stapel lag een klein boekje: Het geheim van de dubbele muur van Valère Depauw – een detectiveverhaal uit de jaren zestig  gebaseerd op feiten. Ik kende het van in de bibliotheek en had het al gebruikt als bronmateriaal. Ideaal voor mijn collectie, dacht ik, zeker als ik ooit lezingen wil geven over dit onderwerp. Ik kocht het, legde het thuis ergens neer, en vergat het.

Toen ik het op een dag uiteindelijk weer vastnam en opende, ontdekte ik iets vreemds. Het boek was leeg! Van buiten leek het een gewone roman, maar binnenin zaten blanco pagina’s. Een dummy, zoals ze dat noemen. Uitgevers maakten die vroeger om een boek fysiek te testen: gewicht, formaat, papierkwaliteit. Maar in dit dummyboek stond heel onverwacht iets handgeschreven. Een poëtisch dagboek van een meisje van een jaar of achttien, uit de jaren zeventig. Flower Power, Che Guevara, “Make love, not war”… het zat er allemaal in.

Dat net dát boek opdook – met een titel die verwees naar een verborgen ruimte, en de onverwachte leegte van een dummyboek – sloot op haast symbolische wijze aan bij het verhaal dat ik zelf aan het schrijven was. En op dat moment dacht ik: dit is een synchroniciteit. Een toeval dat zó perfect past, dat het bijna niet toevallig kan zijn.

Plots had ik mijn sluitstuk. Ik vroeg mijn vrouw (want mijn eigen handschrift zou te herkenbaar zijn) om op het einde van het dagboek een gecodeerde boodschap te schrijven. Die code had ik gebaseerd op een oude Franse detectiveroman waarin een geheime boodschap voorkomt die sterk doet denken aan de mysterieuze veertiende brief van Arsène Goedertier. Sommige onderzoekers vermoeden dat Goedertier zich bij de diefstal en de afpersingsbrieven door precies die roman heeft laten inspireren. Met mijn literaire truc wilde ik daar een knipoog naar geven: een fictieve code, gebaseerd op een echte roman, ingebed in een mysterieus dagboek.

Wie de code kraakte, kreeg de volgende aanwijzingen:

1) “Onder Sint-Baafs is het kort dag” – een verwijzing naar de Korte Dagsteeg.

2) “Waar koe en vogel samenkomen…” – het kruispunt van de Koestraat en de Vogelmarkt, precies waar dat mysterieuze dubbele muurtje ligt tussen Café Mokka en het huis van Van Eyck.

Het was een grapje. Een literaire mystificatie. Ik zeg letterlijk in het voorwoord van het boek: “Vertrouw nooit een schrijver voor 100%.” Wat schrijvers namelijk als waarheid beschouwen, is vaak een zorgvuldig opgebouwde fictie. En omgekeerd: wat we als fictie beschouwen, kan soms verrassend veel waarheid bevatten. Denk maar aan Heinrich Schliemann, die Troje vond door de Ilias te lezen, een verhaal dat eeuwenlang beschouwd werd als pure mythe. Dat spanningsveld tussen feit en fictie werd uiteindelijk ook mijn versie van magisch realisme. En dat wilde ik laten zien door aan een ‘feit’ (een bestaand dummyboek) een kleine fictie toe te voegen (de gecodeerde boodschap).

Alleen… dat verhaal ging een eigen leven leiden. Ik werd toen uitgenodigd bij Luc Appermont in een praatprogramma op tv. Ik zat daar naast een paracommando die uit een helikopter was gevallen en het had overleefd. Zo’n typisch televisieformat, dus. Van mijn zes historische scenario’s over de diefstal van De Rechtvaardige Rechters leek niemand echt onder de indruk. Alle aandacht ging naar dat ene element: de dummy en de code. Plots was ik een soort curiosum geworden. Ook in de recensies draaide het telkens om dat slot: “Dat einde, met die dummy en die code – dát is pas spannend!” Wat eigenlijk begonnen was als een literaire truc, werd uiteindelijk het hart van het boek.

Ik herinner me toen dat ik dacht: goed, dat was het dan – zo’n synchroniciteit maak je maar één keer mee.

Maar het jaar erna gebeurde het wéér….


Er is nog geen commentaar geplaatst!

Jouw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Recente bijdragen