Spring naar de inhoud

1983 – De identificatie van het hiv-virus

1983 – De identificatie van het hiv-virus

Wetenschappers identificeren het hiv-virus

In 1983 kwam het virus van de mysterieuze ziekte, die sinds het begin van de jaren tachtig de wetenschap had getart, aan het licht. Het Human Immunodeficiency Virus – kortweg hiv – werd gelijktijdig ontdekt door zowel Franse als Amerikaanse onderzoekers. 

 

De isolatie van het hiv-virus

Het isoleren en identificeren van het virus vormde aanvankelijk een enorme uitdaging die uitmondde in een transatlantische race tussen de Franse en Amerikaanse wetenschappers. Professor Luc Montagnier (1932-2022), een Franse wetenschapper, isoleerde een nieuw retrovirus uit de lymfeklieren van een patiënt met aids-symptomen en noemde het LAV (Lymphadenopathy Associated Virus). De Amerikaanse wetenschapper Robert Gallo (1937-1986) gaf het retrovirus dat hij vond in besmet bloed de naam HTLV-III (Human T-lymphotropic virus type III). Lang was er een discussie over wie van de twee nu het virus als eerste ontdekt had. Om de gemoederen te bedaren, kwam er een soort van verdrag dat stelde dat zowel de Franse als de Amerikaanse onderzoeker het virus gelijktijdig hadden ontdekt. Zo kwam er een einde aan de controverse en konden wetenschappers zich toeleggen op het ontwikkelen van tests om virusbesmetting op te sporen.

 

De eerste hiv-tests

In maart 1985 werd de eerste serologische test geïntroduceerd, waarmee antilichamen tegen het virus in het bloed konden worden gedetecteerd. Dit opende dadelijk de deur naar grootschalige screenings voor mensen die vermoedden dat ze besmet waren geraakt of zich zorgen maakten, maar het leidde evenzeer tot een soort van ‘testkoorts’, zoals we ook gezien hebben tijdens de COVID 19-pandemie. Het overgrote merendeel van de testen bleek negatief. Twee jaar later werd er een nieuwe test geïntroduceerd, de p24-antigeentest. In tegenstelling tot de eerste test, detecteerde deze niet alleen antilichamen, maar ook het virale antigeen p24, dat zich nog vóór de verschijning van de antilichamen in het bloed manifesteert. Zo werd het makkelijker om de hiv-besmetting vroegtijdig op te sporen, wat ervoor zorgde dat de patiënt tijdig de nodige maatregelen kon nemen.

 

Zidovudine, de eerste behandeling voor aids

Testen was één ding, maar een effectieve behandeling liet nog op zich wachten tot eind jaren tachtig. De eerste (goedgekeurde) behandeling was die met zidovudine, later gecombineerd met andere antivirale middelen om dat het virus weerstand ontwikkelt. Zidovudine bleef lange tijd het meest gebruikelijke medicijn om de prognose van aidspatiënten te verbeteren, maar de behandeling werd steeds verder aangevuld met nieuwe middelen. Hoe langer hoe meer werd de ziekte beschouwd als een chronische aandoening, maar dat kostte toch wat tijd. Ik herinner me dat dat zelfs tot de jaren negentig heeft geduurd. Tot dan was aids eigenlijk een erg moeilijk te behandelen ziekte, wat het niet evident maakte om patiënten in de praktijk te helpen. Sommigen zochten dan een houvast en gingen zelf informatie – niet altijd academisch onderbouwd – opzoeken. Ik heb maar al te veel gevallen gezien die bij mij terechtkwamen nadat ze gehoord hadden van een alternatieve behandeling met middelen waarvan de werking nooit wetenschappelijk aangetoond is. 

 

Bronnen

Link naar het onderzoek van Montagnier op PubMed. Geraadpleegd op 9/12/2023.

Algemene informatie over aids en hiv via het aidsfonds. Geraadpleegd op 11/12/2023.

Cijfers over aidspatiënten en sterfte op de website van hiv-monitoring. Geraadpleegd op 11/12/2023.

Algemene informatie over zidovudine via apotheek.nl. Geraadpleegd op 9/12/2023.

Uitleg over de moderne aidsbehandeling op de website van het aidsfonds. Geraadpleegd op 11/12/2023. 


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Recente bijdragen