Sprokkelmaand: verzuchting

Poppers

Internet

Er valt me een niet in acht genomen aanmaning van de bank in de handen, in ongeopende omslag, uitgerekend bij het openen van het boek over de dronken dichters van Allah.

De envelop is gedateerd in 1998. Vijf jaar geleden. Als er zulke brieven kwamen dan verstopte Ibrahim ze ergens, en nog steeds komen er van die stukken te voorschijn. Bij het verhuizen hebben we er gevonden in de diepvries, in oude schoenen, en op het terras in een emmer.

Noodgedwongen heb ik al die tijd van het internet geleefd. Als ik iets wilde opzoeken dan deed ik dat maar online, in plaats van naar de boekenkast te gaan, en trefzeker dat ene deeltje uit de rij te trekken, waar de gebeitelde zin in staat, zoals elke boekenliefhebber zou moeten kunnen doen.

Door de techniek verleid, heb ik het boekblad verlaten. Ik houd mijn blik urenlang op het platte scherm gericht. Dat gaat heel ver, wat je met zo een computertje kunt doen. We hebben de chat weliswaar aangevuld met de telefoon, Prinsje en ik, maar ook dan is de communicatie afhankelijk van de elektronica.

Er is tijdens de chat geen risico op geurtjes, vlekken, besmetting of het omstoten van erfstukken. Tenzij je dat soort incidenten virtueel wil creëren, omdat je het spannend vindt. Het lichamelijk elkaar nabij zijn, komt er niet aan te pas, met zeer geruststellende gevolgen, hoe intens de wisselwerking ook moge verlopen.

De ander, in zijn fysieke nabijheid, blijft toch altijd iets beangstigend hebben, en het is niet per se altijd leuk om elkaar lichamelijk aanwezig te weten. Elke vrees of terughoudendheid wordt door het web virtueel opgeheven. Bij het chatten blijf je veilig thuis. Je kunt al eens een borrel gebruiken. Je hoeft niet straks naar huis te rijden. Je hoeft je niets aan te trekken van je kleding. Het kost ook niks. Het is geen ontrouw.

Anderzijds moet je natuurlijk wel een zekere verleiding weten uit te oefenen. Op de leeftijd van de papa is dat niet meer zo vanzelfsprekend. Jij mijn kleine prinsje, hoeft maar te laten weten dat je zestien bent, nog maagd en op zoek naar telefoonseks, om een haringschool van geile aartsvaderlullen richting Overige te doen uitslaan, want je zit meestal in het vak Overige.

Ik zit in Brussel, in het vak Vlaams-Brabant, en helaas ver van jou, maar in wezen dichtbij, tenminste in de geest, door het vaderlijke vertrouwen dat ik in je stel, en de geheimpjes die we elkaar hebben toevertrouwd. Het is dankzij jou, daar blijf ik bij, dat ik me aan de omhelzing van de verlammingsduivel heb kunnen ontworstelen, en dat ik er weer sta op mijn twee benen.

Ik kan opnieuw uren in typhouding blijven zitten, en ben weer in staat de vingers over het klavier te laten ratelen, met een hart vol liefde en hervonden onschuld. Stel je voor, dat ik verlamd was gebleven, zij het halfzijdig, en ik zou niet meer met je kunnen chatten. Of ik zou de toetsen een voor een met een omgekeerde tandenborstel tussen de kiezen moeten aanstampen.

Toen ik daar lag, wist ik alleen nog dat het contact met jou op het einde zo intens was, dat ik net als de Faust op het dramatische einde, zou willen dat dit ene moment voor eeuwig mocht duren. Het is het moment dat de duivel de onvoorzichtige klerk komt halen. Het is een aangrijpend gevoel dat bijna pijn doet, dat fysieke gevoel van verliefd zijn, en vervuld van zaligheid, waar niets kan mee wedijveren. Het is een liefdeswonde.

De middagduivel

“In dimidio dierum meorum” zegt Ezekias, “In het midden mijner dagen ga ik naar de hellepoorten toe” (Jes 38:10).

Gisterennacht is een man uit Ukkel gekomen met de auto. Hij wilde dat het hele huis verduisterd zou zijn, om onherkenbaar te blijven, en hij zou poppers meebrengen. Hij wenste te pijpen en in de tepels geknepen te worden. Verder ging zijn verlanglijstje niet volgens de chat.

Het feit dat deze man geen penetratie op het menu zette, en elke indringing zelfs nadrukkelijk uitsloot, gaf me voldoende vertrouwen om hem ’s nachts in huis binnen te laten. In een donker huis dan nog wel, en alles volledig anoniem en onherkenbaar. Het is wel een beetje eng. Ik denk: “Dat doet hij niet.”

Hij schrijft dat hij het computerklaviertje verlaat, de auto neemt en naar me toe komt. Ik heb mijn adresgegevens losgelaten, want liegen op de chat vind ik te min. Het is tijdverlies. Eerlijk duurt het langst, maar de waarheid is korter dan de leugen. Er is nog geen waan gevonden die de waarheid kernachtiger samenvat dan de waarheid zelf.

Hoe dan ook, ik doe de lichten uit, en draai de blinden af. In gesloten toestand laten de horizontale lamellen een verticale rij gekleurde lichtpuntjes doorsijpelen, afkomstig van de straatverlichting, de passerende auto’s en de neonreclames van een paar cafés, en van de helverlichte nachtwinkel aan de overkant van het kanaal, in dunne potloodstralen die wonderlijk fel door de perforaties doorschijnen.

De gaatjes waar de draad door gaat, vormen een rooster van lichtpuntjes en ook aan de zijkanten komt er wat kleur op mijn witte muren schijnen. Het is een toverachtig lichteffect dat vanzelf ontstaat, door alles binnen uit te doen en te letten op wat nog binnendringt. Het is, na wat wennen, voldoende licht, om zich niet aan dingen te stoten, noch de schaarse meubelen omver te lopen.

Ik laat het water in de badkuip stromen. Ik heb nog geen condooms, want ik bevind me nog maar aan het begin van mijn derde seksuele revolutie. Gelukkig doen we geen onveilige dingen vanavond als alles verloopt zoals afgesproken is. Ten tijde van Ibrahim had ik geen condooms nodig. Nu ik weet hoe hij loog, kan ik me misschien vragen stellen, maar ik ben er al die zestien jaar van uit gegaan dat hij nog trouwer was dan ik.

Hier zit ik met kloppend hart in de duisternis van mijn nieuwe woonst, naar het stromen van het water in de badkuip te luisteren, wachtend op de badgast. Ik wil zijn haar wassen. Ik wil hem in bad stoppen, en zijn haar wassen, en voor de rest zien we wel.

Wachten op de bruidegom

Het duurt lang.

Psalm 51:7 Moogt gij mij met hysop zuiveren van zonde, opdat ik rein moge zijn. Moogt gij mij wassen, opdat ik zelfs nog witter dan sneeuw moge worden.

Het bad is vol en ik heb intussen de televisie aangezet, die een blauwe schijn op de witte zoldering werpt, wanneer de bel overgaat. Ik doe de televisie uit. Ik druk zorgvuldig op het knopje van de deuropener. Ik zet de overloopdeur op een kier. Het duurt een eeuwigheid voor hij boven komt.

Hij komt binnen. “U mag zich uitkleden.” Zeg ik in het Frans.

Ik ga gelijk met de elleboog de temperatuur van het bad checken. Het lijkt aangenaam warm. “Het bad is klaar.” Hij laat zich naakt in het warme water glijden in de duisternis. Het nat glinstert in het vale licht. Ik mag hem wassen. Ik ben me ten volle bewust van de plechtigheid van de zuivering.

De reiniging is en blijft de eerste poort waar je doorheen moet op je weg naar verlichting en uiteindelijk wie weet, ook de vereniging. Mijn welbeminde weet dat, maar de meeste stervelingen weten dat lekker niet. Dat is pech voor hen, maar we kunnen niet iedereen redden, en we kunnen in ons leven maar een paar jongens in bad stoppen. Het aantal keren is op een hand te tellen. Ik wil niet de indruk wekken dat ik een losbandig leven leidt.

Het is geen echtbreuk meer, en dus niet onkuis, noch ontrouw. Ik ben alleen. Niemands belangen worden geschaad. Ik heb mijn vrijheid en schoonheid herwonnen en ben vrij, óm te gaan met deze vreemde man, wiens naam ik niet ken en wiens haar ik was, onherkenbaar en inwisselbaar, iemand die ieder ander kon zijn. Zijn nek en schouders zeep ik in met zeeploze zepen terwijl allerlei vragen me bestoken.

Hoe oud is hij? Ik schat hem rond de veertig aan de hand van de schaarse indrukken, die ik van hem opdoe in het geringe licht. Hij heeft harde opstaande tepels en hij schept er een bijzonder genoegen in dat ik daar in knijp. Ik doe hem rechtstaan voor het wassen van zijn onderstel en hij reageert gehoorzaam.

Onder het wassen in de relatieve duisternis kom ik heel wat door toetasten te weten. Een glad lichaampje. Zijn billetjes zijn vingerkundig mals, glad en zijig. Zijn gaatje is nauw, met onderscheiden kringspieren, normale prostaat, aanhaakbaar zoals we dat noemen met een vakterm, let er maar niet op. Zijn ballen zijn klein en ze hangen in een aandoenlijk zakje.

Hij is niet besneden. Ik draai hem om, om nog beter de verhouding tussen voorhuid en eikel nader te onderzoeken. Hij vindt dit leuk. Ik maak hem helemaal schoon met de broeskop op dunne straaltjes, want er is een optieknop. Uiteindelijk mag hij weer zitten en spoel ik nog wat na.

Veel tijd om te relaxen is er niet, want we zijn vanavond behoorlijk opgewonden. Ik droog hem af terwijl hij recht staat, met tedere aandacht voor oren, tepels, reet en geslacht en ik laat hem uit bad stappen. Op het kapotte eenpersoonsbed kunnen we in geen geval met zijn tweeën gaan liggen.

Op het Oosters tapijt in de nog lege leefkamer heb ik een katoenen bedsprei uitgespreid. We nemen plaats en tasten toe. Ik ga opnieuw de tepelhof bezoeken, die tijdens het onderzoek bijzonder ontvankelijk bleek voor toetastende belangstelling. Hij pijpt me vervolgens eenkennig en met een niet aflatende wellust, hetgeen weldadig aanvoelt, en hij haalt een flesje te voorschijn, met een vocht er in, dat als je het opsnuift, een gloed van vuur door je aderen jaagt.

Als je het niet wist, mijn welbeminde, dit goedje heet poppers. Het neemt de vorm aan van kleine flesjes met een schroefdop. Erin zit een vluchtige vloeistof die je kunt opsnuiven, en die een geweldig gevoel veroorzaakt, dat enkele tientallen seconden duurt.

Het is of er een grote klok net boven je hoofd weergalmt. Ik val ervan achterover, terwijl hij zich in slow motion aan mijn lul tegoed doet. Oergenot welt op in over elkaar heen krullende golven, al is het orgasme nog ver. Je tijdsbesef is uitgeteld, door de knock-out, en het is alsof alleen nog dit plaatsgrijpt, zonder einde en begin, zonder ophouden.

Mijn hart gaat tekeer en ik weet niet of ik me moet terugtrekken, dan wel me overgeven en smeken om meer. Hij neemt zelf nog een goede snuif van het wonderbaarlijke goedje. Ik voel me geroepen, met lippen, tong en tanden zijn tepels te lijf te gaan, zijn schoongemaakte navel uit te eten, te spelen met zijn gladde piemel, die door natuurlijke gel met fruitsmaak uit de tube van de supermarkt is overdekt.

Glinstering van gezeefd licht op de huid. Het verglijdt zonder wrijving en glanst in het gestreepte licht. We rollen over elkaar heen in vertraagde weergave, en ik bevind me in steeds weer nieuwe posities, die zonder kracht of machtsvertoon in elkaar overgaan. Ik breng een volle hand onder zijn ballen, en breng een vingertop glad als een aal, over de damstreek naar zijn kontje.

Hij knijpt zijn ogen samen en laat zich achterover glijden. Zijn lul smaakt naar zeep en gel. Ik snuif opnieuw aan het wonderbaarlijke flaconnetje, en ben ik even bang dat ik het bewustzijn verlies. Hij maakt van de gelegenheid gebruik, om toe te tasten, en de ene na de andere rilgolf van genot trekt in karavanen voorbij over de huid van mijn hele lichaam.

Hij snikt en jammert en vraagt naar prikkels. Hij laat mijn lul los terwijl ik met hem aan het spelen ben. Hij spuit en ik ben nog niet klaar. Ik trek met grote kracht en hij neemt me opnieuw in zijn mond. Zelf is hij nat van eigen vocht op de buik. Ik trek me terug en maak het af met enkele handbewegingen. We blijven even nahijgen.

Wens je een nieuw bad, vraag ik in het Frans. “Nee, het was leuk, en ik moet er weer eens vandoor.” Het is een hele opluchting. Hij kleedt zich aan zonder zich te wassen en hij verdwijnt. Ik laat een bad lopen voor mezelf. In het warme water kom ik stilaan een beetje tot mezelf. Ik heb een beetje hoofdpijn van de poppers. Het komt tot een gewetensonderzoek.

Hoe dan ook was het goede seks, eenmalig en niet voor herhaling vatbaar, buiten de kluisters van het huwelijk, onder het zegel van de naamloosheid, maar toch niet onkuis, aangezien het lichamelijke genot puur zuiver was, zonder sporen van geld of geweld, ontbloot van andere verplichtingen dan die van de gastvrijheid en de tederheid, in afwezigheid van elke dwang.

Twee ijsjes

XXX

Radiostilte

Nieuw

Zoals Dante op de hellepoort gezien wil hebben: “Laat alle hoop varen gij die hier binnentreedt.”

Ik ben toch nog zuchtig, al heb ik hoofdpijn.

Iets te veel gerukt wellicht en iets te veel poppers, naast al het andere wat ik doe in mijn zondigheid. Een tube gel, en een flesje: als twee nichten geil zijn, is het een wonderlijke combinatie, die tot explosieve seksuele gevoelens leidt, zeker als het goedje in de verkeerde jongenshand verzeild geraakt.

De werkzaamheid van de grondstof is in de geneeskunde sinds jaar en dag bekend, als medicijn bij hartpatiënten met borstkramp. Dus zo slecht zal het wel niet zijn, als het de dichtgeslibde kransslagaders van deze zieken kan verwijden. De substantie is populair in homokringen, als je mag afgaan op het aantal mannen die er gewag van maken.

Niet dat ik je zou aanraden ze aan te schaffen. Ik weet niet of wie het nooit heeft gebruikt iets mist. Dat moet iedereen maar voor zichzelf uitmaken. Ik heb het overleefd. Het is moeilijk uit te maken of drugs daarbij geholpen of geschaad hebben. Hoe dan ook keren mijn gedachten zoals altijd weer terug naar jou, mijn lieve Prinsje. Van verslaving gesproken.

Ja, hoe moet ik het je verklaren, wat daar is gebeurd. De aanleiding voor het contact was zoals steeds mijn aanbod op de chatbox om jongens in bad te stoppen. Je weet dat ik je niet kan beloven dat ik geen andere mannen zie tot je achttien bent geworden. “Mijn papa mag alles.” Dat heb je gezegd.

Je hebt me de toelating gegeven, waarvoor ik je dankbaar ben. Ik kan je alleen maar zeggen dat ik heel voorzichtig te werk ga, geen enkel risico neem, en bepaalde gunsten alleen voor jou bewaar. Verder denk ik goed na over wat je zoal te zeggen had.

De minuten of uren aan de telefoon, terwijl we uitgebreid van elkaar genoten en elkaar plezier verschaften, in een dronken liefdesdroom die sterker was dan de taaie werkelijkheid, die ons aardrijkskundig scheidt. Wat voelde ik me dicht bij jou, met jou verenigd in een zelfde symbolische ruimte, van woorden op een schermpje, van een stem uit het mobieltje, en daardoor ontsnapt aan de wurgende realiteit, de dagelijkse alledaagsheid in haar verpletterende lichtheid.

Hier bij jou, in de oksel van jouw schouder, is een bewoonbare nis te vinden, een gastvrije kreukel in de uitgestrekte leegte, een virtuele berghaven in de oneindige slordigheid van het heelal. Natuurlijk heb je al seksuele verlangens. Dat is verbonden aan de geslachtsrijpe leeftijd, boven de zestien.

De seksuele kwelling gaat het hele leven door. Het is iets minder bij oude vrouwen, denk ik, dankzij de goddelijke genade van de menopauze, wat op zich een aansporing zou vormen om voor het vrouwelijk geslacht te kiezen. Dat is uiteindelijk wat jij wilt. Maar laten we het niet steeds daarover hebben.

Terwijl het warme water uit de kranen stroomt, zou ik kunnen vertellen hoe een en ander in elkaar zit, of ik zou kunnen luisteren, om te kijken hoe je dag op school is geweest. Je papenkweekvijver, het soort onderwijs waar ik ook heb op gezeten toen ik jouw onaanvaardbare leeftijd had.

Adolescentie

Net als jij geconfronteerd met het grote gelijk, en de oneindigheid van de eenheidsworst, die in plakjes op je neerdaalt.

Alles heeft een einde, behalve de worst die heeft er twee. De frituurworst die nooit opraakt. Bij voorbaat ben je verstikt, als opgroeiende homo, door de onaantastbare heteroseksuele ideologie van mannetje wijfje, een relatiemodel dat als vasttapijt ons land kamerbreed bedekt, op enkele straten in Brussel en Antwerpen na.

Als je aan de ‘gender-terreur’ wilt ontsnappen kun je altijd daar naar toe, en verder kun je alleen nog pater worden. Ja, het klooster: daar krijgt een giraf nog pedofiele gevoelens van, dus doe je dat toch maar niet. Intussen kun je alleen nog maar de dagen aftellen om te kijken of je niet spoedig al achttien wordt, zodat jij je eigen leven in handen kunt nemen en je eigen beslissingen treffen.

Je kunt dus ook vrouw worden, om het probleem van je identiteit op te lossen, een meisje nog, en dat is wat je eigenlijk wilt. Daar ben je veel mee bezig, mijn lieve zoontje, met die keuze. Ik moet maar eens leren “mijn lieve dochtertje” te schrijven.

De papa kan het billijken. Je eigen beslissingen nemen, dat is toch uiteindelijk wat iedereen wil, die een geestelijk leven die naam waardig bezit. Ook al op zestien. Autonomie, of zelfbepaling: dat is het opperste doel van de mens, naast het versmelten met God natuurlijk, zomogelijk onder de tastbare vorm van een van zijn schoonste schepselen, gewassen en geschrobd, met Hem verenigd na het licht gezien te hebben.

Niet dat we in hoge sferen zweefden. Ik begin je weer heel erg te missen. Ons laatste gesprek, dat ik maar niet kon vergeten, handelde over de vraag, wat ik zou willen dat jij aan zou trekken. Bij die vraag is de uitdraai blijven steken. Het ongeluk wilde dat ik vervolgens op de televisie een clip zag die aan mijn ribben is blijven plakken.

Het stukje muziek, en ik druk me voorzichtig uit, was van de Cheeky girls. De minderjarige Oost-Europese zangeresjes droegen zilveren broekjes, van de snit die vroeger hotpants heette, toen ik nog jong was, ver voor jouw tijd, ergens in de jaren zeventig, toen je nog niet geboren was.

Wel dat soort broekje zou ik willen dat je zou dragen als jij een meisje was. Het soort broekje, dat zou moeten verboden worden voor meisjes van zestien, ook als ze voor jongens willen spelen, of omgekeerd. Het soort meisje dat me gek maakt, dat ben je eigenlijk. Een kutmeisje dat slaag verdient, maar integendeel alles krijgt wat ze wil, en desondanks nooit tevreden is, maar dat geldt op de keper beschouwd voor ons allemaal.

Je bent, om het zo maar eens te zeggen, het soort meisje dat uitgebreid neer gaat zitten en dan de benen nog eens overbodig over elkaar slaat, want het is intussen wel duidelijk, wie hier de girl power heeft, en wie daarvoor de rekening betaalt.

Hoe dan ook onbereikbaar. Je hebt natuurlijk ook nog altijd die moeder van je in je wereld rondlopen. Als anker van de werkelijkheid kan dat tellen. Dat jonge, aantrekkelijke kreng, die je voor me verborgen houdt. Zij die je oppast en verzorgt, je in bad stopt en naar je kleine problemen luistert.

Zij ziet je elke dag en ik moet je elke dag missen mijn afwezige prinsje, mijn wrede welbeminde. Ik moet je met rust laten, maar ik doe dat slechts met de grootste moeite, nu het leven me teruggeschonken is, en ik begiftigd lijk met nieuwe krachten. De zuivering wist het verlangen niet uit, noch het verleden. In mijn eenzaamheid heb ik tijd voor wroeging en zelfondervraging.

Ik ben wel degelijk te kort geschoten, maar mijn leven zou pas echt een mislukking zijn, als het zover moest komen, dat er geen ander daar meer was, om mijn zucht naar een u te weerkaatsen. Dat smachten naar de wrede andere die soelaas voor alle pijn in zich bergt, het wachten op de bruidegom, die zucht naar de vereniging, het ongeneeslijk schrijnen van de liefdeswonde.

Er kan geen vereniging zijn zonder verlichting, en er is geen verlossing tenzij na gevangenschap, en er is geen glorende dageraad zonder voorafgaande nachtelijke duisternis. Dat is de nacht van het verstand, de duisternis van het gemis waarin wij dolen.

Waar vinden wij nog troost, als het niet is in de oorspronkelijke mystieke literatuur, bij Sint-Jan van het Kruis, en bij Teresa van Avila, die grote geesten die ons zijn voorgegaan in lijden en wanhoop. Of neem nu de Perzische dichters. Ook zij wijzen de weg naar de Schepper, de Verlosser en de Bruidegom. Of de Vlaming Jan Ruusbroec met zijn eenvuldigheid.

Om van de muziek maar te zwijgen.

Barokmuziek

De mystieke auteurs spreken vanuit een rechtstreekse Godservaring.

“Tröstet uns und macht uns frei.” zingen opnieuw, avond na avond het knaapje en de tenor in het kerstoratorium van Johann Sebastian Bach. Troost ons en bevrijd ons, o Heer, zo zingt de hele mensheid sinds zovele eeuwen. Het eigenaardige is dat het werkt, tenminste bij Bach.

De muziek droogt de opwellende tranen, omdat er zo mooi gezongen wordt, zoals het knaapje en de tenor, de fluit en het orgel om elkaar draaien, en wentelen in een spel dat wiskundig is geregeld, om alle droombare aspecten een voor een aan bod te laten komen.

In het licht van de eeuwige schoonheid van de mateloze schepping, is de rouw om het geleden verlies te dragen. Het is niet de eerste en wellicht niet de laatste keer dat we de scherven moeten oprapen, recht krabbelen en een nieuwe start nemen. Het valt steeds weer opnieuw voor en het gaat door zonder ophouden. Iedere keer lukt het toch weer op een of andere manier.

Er zal altijd muziek zijn, om ons te troosten en van de waanzin te bevrijden, tot het een dag zover is, dat alle nonsens ophoudt, en dan mag ik hopen dat ik mag rusten in de Schoot van de Heer. Und macht uns frei. Het hoogste wat ik intussen nog kan bereiken, is dat jij je geestelijke leven ontwikkelt tot een toestand van intellectuele en emotionele zelfbeschikking.

Zonder daarop de hele tijd de nadruk te leggen, zal de papa je helpen loskomen van je beperkingen, van je zuchtigheid en van je onvolkomenheden. Alleen een vrij mens kan werkelijk liefhebben. Het hele leven krijgt maar zin omdat we onszelf in vraag stellen, ons aanwrijven tegen de ruwe bolster van de anderen, en gekneusd en gekwetst er achter komen hoe moeilijk het is, overeind te blijven, en voor iedereen altijd aardig en aandachtig te zijn.

“Mijn bestaan moet een weldaad zijn, voor mezelf en de anderen,” zo heb ik geleerd uit mijn opvoeding. Een dichter voegt daaraan toe: “Alles van waarde is weerloos.” Hoe moe je ook bent, en hoezeer ook uitgeput, je moet je best blijven doen om recht in je schoenen te staan, en het is de liefde voor de andere die je ziel die wonderlijke kracht geeft uit de as van de krenking te verrijzen.

Kijk om je heen, en zie wat daar kwetsbaar is, en wat we er aan moeten doen om het te koesteren en te behouden. Het is de zorgliefde die ons volledig mens maakt. Dat wist ik niet toen ik vele jaren geleden depressief heen en weer pendelde tussen thuis en school.

Er zijn veel dingen die je voor niemand ontsluiert, omdat ze beter verborgen blijven. De zwartgallige puber die ik was bijvoorbeeld, vervuld van antracietkleurige gedachten. Waar is die warrige jongen nu naar toe? De puistkop die tobde over de bitterheid van een perfect zinloos, en ook nutteloos bestaan, tenminste zo zag ik dat doen. Een jeugd die bestond uit een aaneenrijging van onderbelichte novemberdagen.

Het troosteloze lijden van de onverbiddelijke ziekte die het middelpunt van het huishouden uitmaakte. Nu valt me op dat ik opgeslokt was door de zorg voor mijn verlamde moeder. Vandaag durf ik dat niet meer nutteloos of zinloos noemen, omdat ik nu zie dat er een zorgband was, en hoe waardevol dat is, zelfs als je daarin faalt.

Toen was er alleen de walg. Het drong het niet tot me door dat er een hogere betekenis aan de zorgliefde vastgeknoopt is. Je deed het, omdat het moest. Ik kan er maar beter niet meer aan terug denken. Hoewel er altijd iets van overblijft. Mijn moeder overleed toen ik achttien was, na al die tijd verlamd te zijn geweest, en door dat verscheiden heeft ze me bevrijd van al mijn kluisters.

Zo leek het toen. Dat gevoel van bevrijding is nooit meer over gegaan. Dat geeft me een onstilbare bron van energie, te weten dat ik het ergste al heb meegemaakt. Ik heb de bodem geraakt. Daarna kan alles alleen maar beter kan worden, terwijl deze beschermende figuur mij altijd nabij is, als een bewaarengel die mij bij staat in moeilijke momenten, en discreet afwezig blijft als het even niet hoeft.

Nadat het uit was met Ibrahim, wist mijn moeder mij via een omweg te troosten met de volgende gedachte, in de woorden van mijn overzeese correspondentievriendin Linda: “De liefde kan sterven, zoals alle andere levende dingen. De liefde heeft in feite veel zorg nodig om niet te sterven, want het gaat om iets teers. Ibrahim heeft er niets aan gedaan om die liefde in leven te houden, aangezien zijn ziekte hem dat heeft belet.”

Afboeking

Van jou heb ik niet veel, mijn geliefkoosde, verre en harteloze prinsje.

Het weinige dat ik van je over heb, bestaat uit een foto en wat e-mails. Je kunt het paard naar het water brengen, maar je kunt het niet verplichten te drinken. De mystieke aanschouwing kan volgens de grote auteurs alleen door Goddelijke Genade tot stand komen. Ik zou je elke dag moeten schrijven, misschien is dat de oplossing, om materiaal aan te dragen voor het boek waar ik aan begonnen ben, en om de tijd te doden tot we samen zijn.

Het begin komt al een beetje in de verf. Ik laat het verhaal beginnen in de kernspintomograaf, en dan gaat het verder met flashback, chat, etc. Ik word er zeer opgewonden van en het vergt veel zelfoverreding om er telkens weer aan te beginnen. Het zijn zo al moeilijke dagen geweest, zo helemaal zonder jou. Ik kreeg af te rekenen met angst en depressie en het minste bijkomende probleem wordt een onoverkomelijke berg.

Zo was de computer onklaar op een manier die ooit al voorgekomen is. Vorige keer lukte het wel, maar ik wist zeker dat ik er deze keer niet in slagen zou, het goed te krijgen. Het lukte dan ook van geen kanten. Ik heb iets gedaan dat verkeerd uitpakte, en waarvan ik later dacht dat het niet meer goed zou komen, maar zo erg werd het ook weer niet, maar toen waren we twee uren verder.

De avond valt met smaak van as in de mond en nog wil het niet werken. Daarmee is de pijniging niet afgelopen. Ik ontdek ook dat het een janboel is op de harde schijf, maar dat is een andere materie. Vandaag opnieuw geprobeerd en nu lukte het me mits voldoende tijd wel, de computer met de juiste klikjes te voeden, en ik voelde me gerustgesteld, door een succesje in de strijd tegen de dagelijkse onheilstijdingen.

Die zijn voornamelijk ook financieel van aard. Ik heb alweer een bijkomende kleine sof van 2.000 euro te verwerken. Het is en blijft krap, en het blijft nog lang zo, aangezien ik sowieso nog wel enkele jaren moet afbetalen aan de boedel van Ibrahim. Ik kan er wel woest om worden dat ik met de gebakken peren blijf zitten, na alles wat ik voor dat mispunt heb gedaan.

Het blijft een tergend pijnpunt, dat niet weg wil gaan, en het eindigt altijd weer bij het besluit dat ik goed van hem af ben. De bloeding is gestelpt en nu moet het genezingsproces zijn werk doen, hoewel dat lang duurt. Het zijn gedachten die weer opkomen als ik jou niet meer hoor of zie, mijn welbeminde.

Ik heb er vreselijk onder geleden, hoewel ik van zin ben, daar niets meer van te zeggen, als ik je vandaag of morgen te pakken zou krijgen. Het ergste is de onzekerheid. Ik weet niet of ik je nog tegenkom of niet, en zoja wanneer? Vanavond, morgen? Volgende week? Als ik het wist, zou ik kunnen plannen maken. Of ik zou er me op in kunnen stellen.

Nu kan dat niet. Ik zit voortdurend te twijfelen, of het nog iets wordt tussen ons, dan wel of het hierbij stopt. Op deze manier word ik heen en weer geslingerd tussen hoop en wanhoop en dat is een enerverend proces. Jij bent er oorzaak van geworden, zonder het te willen, en zonder het te weten, en zonder in enig opzicht schuld op jou te laden, dat ik mijn gemoed niet meer meester ben.

Ik bereid me innerlijk al voor op tien maart, wanneer het twee maanden geleden zal zijn dat je zestien werd. Om er op tijd klaar voor te zijn. Nadat ik een dozijn dagen niets meer van jou heb gehoord, terwijl er dus straks nog twee en twintig maanden overblijven vooraleer je achttien bent geworden.

De tijdsrekening waggelt. Ik houd het niet meer uit. Ik wil een keer schrijven, al is het maar een keer, naar je e-mailadres. Bellen durf ik niet, gezien je moeder. Op de chat kom ik je niet meer tegen en het is een lang wachten en een groot gemis, onmeetbaar als het hele leven, wijd als het heelal en diep als de zee.

Je hebt wellicht goede redenen voor deze stilte, die ik respecteer, als het jouw keuze is. Ik kan ook geen enkel middel in stelling brengen om de situatie te veranderen. Ik ga elke avond kijken op de chat, maar je bent er nooit meer sinds donderdag 20 februari 2003.

Er zijn natuurlijk honderden andere jongens, waaronder een aantal hondsbrutale kerels, maar geen die me kan troosten in mijn leed, niemand die je afwezigheid invult. Je hebt lang genoeg mijn geestesleven beheerst en je doet het nu nog. Al weet je het niet. Je beseft niet wat je hebt aangericht en dat is maar goed ook, want het is niet jouw schuld.

Ik ben te veroordelen, omdat ik je ongevraagd tot getuige maak van mijn geschiedenis. Ik werp onuitgenodigd de schuimende golven van mijn kokend gemoed op het maagdelijke strand van je ongereptheid. Shit.

Hartelijk wederhoren

Prinsje zestien is terug in mijn leven gekomen.

Het begon met een telefoon om vier uur ’s morgens drie dagen geleden. Ik schrok op uit mijn eerste slaap, en zag onmiddellijk op het schermpje van de gsm dat hij het was. Ik was van de slag klaarwakker. Het was zijn stem en zijn accent op en top, en hij was het helemaal, na een viertal weken zonder nieuws.

Hij was blijkbaar zeer moe en niet veel van zeg, en dronken van Elixir d’Anvers. Ik heb de afgelopen dagen veel tijd gehad om het moment voor te bereiden, dat we weer met elkaar zouden praten, en nu was het zover en het was alsof de juiste plaat op de draaitafel klaarlag. Ik had me immers voorgenomen niet te zeuren over het gemis.

Het is natuurlijk altijd wel goed, kort en bondig te zeggen dat je hem gemist hebt, maar dan moet je meteen overschakelen naar het idee, dat het vooral leuk is hem terug te zien, om hem niet af te schrikken met je bindingsverlangens en je hechtingswensen. Ja, want dat stoot af. Dat is de ervaring van de papa.

Ik herlas een zeldzame e-mail uit de eerste periode, en realiseerde me dat jij geen binding wil, en altijd een beetje verschrikt reageert, op elke suggestie dat ik totaal en smoorverliefd op je ben, en dat ik mezelf al lang heb gebonden en gehecht, meer dan fatsoenlijk is. Het idee op zich valt je waarschijnlijk koud op de maag.

Ik moet het beter verstoppen. Dat zul je altijd hebben dat de ene zich meer hecht dan de andere, en dat jaagt angst aan bij degene die zich (nog) niet wil engageren, want het lijkt erop dat zijn keuzemogelijkheden voor de toekomst beperkt worden. Het is een mechanisme dat ik vaak heb zien afspelen.

Iedereen wil graag controle over zijn eigen leven en op jonge leeftijd is het vooral belangrijk dat er zoveel mogelijk keuzes openblijven voor later, met als gevolg dat je vaak blijft hangen in het nimmer bewerkstelligde, om altijd plaats te laten voor wat nog zou kunnen komen. Op die manier wordt het zelden dringend om iets gerealiseerd te krijgen, en je krijgt nooit iets af.

Hormonen

Daarop ontspint zich een discussie omtrent hormonen, met name vrouwelijke hormonen die Prinsje blijkbaar wil nemen.

Prinsje wil graag weten wat de behandeling met hem gaat doen. Het zou natuurlijk goed kunnen dat dit ten koste van de erecties gaat, zoals ik niet nalaat hem te vertellen. Misschien wordt hij wel impotent. Zijn borstjes zullen zwellen en groeien. Dat vindt hij fijn want hij zou niets liever doen dan bh-tjes dragen. Het anale orgasme zou nog wel mogelijk zijn, voor zover het bestaat. De literatuur twijfelt, maar Prinsje is formeel.

Daar kan hij zichtbaar mee leven. Ik hoop alleen maar dat hij niet psychotisch is. Narcistisch is hij wel, want zijn discours keert hoe dan ook altijd terug naar hemzelf. De hamvraag is of hij mooi en aantrekkelijk is, en wat hij er aan kan doen om die aantrekkelijkheid te vergroten, of ook wel te behouden, tegen de vreselijke inwerking van de jaren in.

Voorlopig blijft zijn vertoog toch samenhangend, en de fantasmen blijven cirkelen om het seksuele, of liever tot wat met een geleerd woord de gender identiteit wordt genoemd. Het man of vrouw zijn. Forget the words. Er is niet zoveel variatie in het verhaal te bespeuren, en dus zou het wel eens kunnen zijn, dat het diep geworteld is.

Hij wil een meisje worden. Alles draait toch alleen maar om fantasie, meent Prinsje Zestien. En het gaat ook om fantasmen, voeg ik er aan toe, want ik moet het beamen. Wat hebben we anders in het leven, dan de inbeelding, om de leegte te meubileren, de vloeren te beleggen met zin, en de muren van onze gevangenis met betekenis aan te kleden?

Het feit alleen dat iemand ineens de liefste wordt, maakt dat de versleutelde schepping ontsloten wordt tot een verhaal, dat je aangrijpt en meevoert tot hoge toppen van verwarring en genot. Al zit je niet noodzakelijk op hetzelfde spoor omdat er liefdesverschijnselen zijn. Prinsje Zestien blijft in een beperkt register hangen.

Dat zijn stem nog niet al te zwaar geworden is, vervult hem met een gevoel van trotse dringendheid. Als hij dan toch hormonen moet nemen, dan liever snel, voordat de opstekende hormonale storm in zijn puberlijfje zijn timbre vergalt. Wie zal hem die hormonen geven, dat is echter de vraag, want in ons land zijn die stoffen niet zomaar vrij te koop, en dat is maar goed ook, want er ligt een vreemde macht in verborgen.

Ik zeg niet alles wat ik denk. “Als ik hormonale stoffen wil nemen, dan moet ik dat zomaar kunnen,” zo eenvoudig is de redenering op zijn leeftijd. Hij vraagt me dan ook plompverloren of ik als huisarts het probleem niet kan oplossen?

Ik schrik daar wel een beetje van. Ik besef onmiddellijk dat ik op basis van een paar chat-ontmoetingen en telefoongesprekken moeilijk met de post voorschriften voor hormonen in het ijle niets kan sturen.

Ik heb de jongen nooit ontmoet. Wat zou zijn moeder ervan denken? Als het zijn lotsbestemming is, dat hij een meisje moet worden, dan wil ik wel uitleg verstrekken, maar ik wil niet geblinddoekt in het duister tasten. Ik ben het mijn beroepseer verplicht tenminste een dossier op te maken, en de patiënt persoonlijk te onderzoeken.

Ik meld hem dat dan ook, en hij is er niet tevreden mee. Hij wordt een beetje boos omdat ik spaken in de wielen steek. “Je wilt helemaal niet dat ik een meisje word,” is zowat zijn slotopmerking, waarna hij zich in mokkend zwijgen hult. Ik moet iets terugschrijven.

“Van mij moet je geen meisje worden, want ik vind je fijn zoals je bent. Ik wil het proces niet aanmoedigen, maar ook niet afremmen. Ik zal je altijd graag zien, of je nu een van beiden bent of het andere.”

Het is blijkbaar van geen tel, want hij blijft mokken. Op een of andere manier vind ik het noodzakelijk een grote zelfbeheersing aan de dag te leggen. Het zou nogal wat zijn, als ik om drie uur des nachts onder invloed van eindeloze chatsessies en behept met een brandende begeerte, beslissen zou hormonen toe te dienen op afstand, zonder in staat te zijn het resultaat met eigen ogen te beoordelen.

Het getuigt van respect voor zijn kwetsbare toestand, dat ik juist niét het voortouw neem in zo een belangrijke beslissing die zijn lichaam en zijn toekomst betreft. Ik leg ervaring en levenswijsheid in de waagschaal tegenover zijn ongeduld. Ik moet niet zomaar meegaan in een scenario waarvan ik de uiteinden niet kan overzien. Ook is er nog mijn saaie beroepsverantwoordelijkheid, die ik ernstig neem, maar ik moet het niet zoveel over mezelf hebben.

Het draait op ruzie uit, maar dat moet dan maar. Ik kan hem geen hormonen geven zonder hem te zien en te onderzoeken, dat is mijn standpunt. Kan mij niet schelen als er tussen de regels door ook te lezen staat dat ik hem op de eerste plaats het liefst eens lijfelijk zou ontmoeten. Hij blijft wellicht boos en op zijn leeftijd kan dat nogal doorwegen.

Al heb ik hem nu met grote blijdschap teruggevonden, nadat ik hem weken heel erg heb gemist, toch kan ik niet toegeven aan zijn wens, als ik de minimumkwaliteitseisen van het medisch handelen wil in het oog houden. Daarmee valt niet te verenigen, dat ik zou voorschriften rond delen via het internet. Dat is mijn laatste woord.

 Noot: een fragment uit deze roman is bewust weggelaten (xxx), omdat het niet voor gevoelige zielen bestemd is.  

Wordt vervolgd…

Doorzoek de site

Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors
Search in posts
Search in pages

3 december 2021

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Ook interessant?