Luider of dichter
In de gemengde wijk verrijst een klokkentoren,
Vlakbij een gestileerde mini-minaret,
Met tegeltjes en liefde in elkaar gezet.
Om beurt laten ze klokken of hun roepstem horen,
Tot lof van God verheven zingen hemelkoren.
Daar beiert ‘t carillon in het torenlunet,
Gevolgd door eerste letter van het alfabet.
Zo gaat de waakzaamheid geen ogenblik verloren.
Als Joden met een hoorn tot erediensten lokken,
De Islamieten met de menselijke stem,
De Christenen doen een beroep op torenklokken,
Maar allen loven met vereende krachten Hem!
In eindeloze lus die nooit voorgoed zal stokken,
Of anders heet ik Peter niet Van Breusegem.
Geef een reactie