De Bromvlieg
Laatst mailde Peter me enthousiast dat hij het Joods Museum in Brussel had bezocht. Er was een tentoonstelling van de Amerikaanse kunstenaar Sol LeWitt (°Hartford, 9 september 1928, †New York, 8 april 2007).
Als bijlage in zijn mail een reeks foto’s. En de vraag of ik daar iets over kon schrijven.
Allerlei, mailde ik.
Maar ik wilde beginnen met het banaalste van al.
Met dit beeld:
Vlieg op kunstwerk van Sol LeWitt – Foto door Peter Van Breusegem
Het herinnerde me aan een discussie die ik enkele jaren geleden had, tijdens een college met mijn thesispromotor.
We hadden het toen over de zeventiende-eeuwse schilder-dichter Adriaen Van de Venne en een van zijn bekendste schilderwerken: De Zielenvisserij.
Ik vond het een mooi kunstwerk, zei ik.

De Zielenvisserij door Adriaen Van de Venne, 1614.
Mooi zo, al die gezichten die zo gedetailleerd uitgewerkt zijn.
Met zijn oude vinger waarop een aantal dikke, grijze haren stonden wees de professor naar een klein detail:
Een vlieg.
Ik beweerde dat het insect gewoon mee gefotografeerd was toen iemand het schilderij in real life aanschouwde en besloot het beeld te vereeuwigen op een foto (iets wat ik overigens altijd een gek idee gevonden heb – schilderijen fotograferen).
Of het was fossilering van een noodlottig ongeval van de vlieg. Een onbeschaamde pletpartij waarbij de vlieg door een object tot een warme confituurachtige brij gepureerd werd.
Iets waar iedereen zich al wel eens schuldig gemaakt aan heeft.
Even kijken naar het resultaat van je misdaad: een brokje vlieg met ingewandenspijs.
Nee.
Ik had niet goed gekeken en stelde bijgevolg een foute conclusie.
Die malle Adriaen van de Venne had vreemd genoeg een lelijk insect op zijn schilderij geverfd.
Jawel.
En toen hebben we er met z’n allen over zitten denken en discussiëren.
Dat weet ik nog.
Toen ik Peters foto zag wilde ik er wel iets over schrijven, over vliegen op kunstwerken. Zijn kiekje herinnerde me namelijk weer aan De Zielenvisserij.
Ik kreeg plots het idee dat vliegen eigenlijk verschrikkelijk schaamteloze beesten zijn, die ploeteren in de koeienvlaai, lekker rondtrippelen op sappig, gistend gft-afval en dan arrogant binnenvliegen in de huizen van arme zieltjes zonder vliegendeur en daar dan alles terroriseren.
Mijn grootmoeder was zo’n tragische ziel zonder vliegendeur. Er zaten altijd wel een aantal vette bromvliegen in haar woonkamer, op de wafels of de koffiekoeken die daar op tafel stonden af te koelen, op het hoofd van m’n grootvader die in slaap gevallen was, op de doos met brakke Aldi-stiften.
Ze kocht zelfs zo’n vliegenmepper in de Aldi, die elektroshocks gaf. Die heeft daar even op de kast gelegen maar werd weggegooid omdat de kleine prot die dit nu allemaal schrijft er te vaak met haar vingers aanzat en telkens geëlektrocuteerd werd.
Maar terug naar vliegen op kunstwerken.
Plots merkte ik op dat vliegen zonder problemen met hun zes pootjes en een baziljard gft-bacteriën zomaar op schilderijen in musea kunnen gaan zitten. Wij komen er een keer met onze ontsmette vinger aan en de zaalwachter kijkt naar ons alsof hij ons wil doodbliksemen met zijn ogen.
Een vlieg does not care. Ze zet zich met haar fecespoten op de Mona Lisa als ze dat zou willen.
En ik vond dat een grappig idee. Het had iets hypocriet eigenlijk, hoe wij als mens een kunstwerk zo waardevol kunnen behandelen, en er dan een andere diersoort opduikt die ons even toont dat het prachtige schilderij niks verschilt van de vuilbak twaalf meter verder. Beiden zitten goed, beiden staan daar, beiden zullen bij een apocalyps tot stof vergaan.
Geen verschil,
Denkt de vlieg.
Herinnerde me aan de dadaïstische kunst.
Ik vertel je:
Alles kan ook geen kunst zijn.
Volgens de vlieg.
H.B.
Prachtig Hanna.
Puik werk. Ik ben onder de indruk.
Memories… Hoe een onnozel vlieg zo knap beschreven wordt!
Ik wacht weer vol spanning naar je volgende Blog!