Ik noem me: Hanna
Ik noem me: Hanna
ik noem me: brem in het meervoud
ik noem me: geel
ik noem me: struik met knopjes
waartussen de wind strijkt
naar je toe
ik noem me: bloemen in een bos
Ik ben: Hanna Brems
Mijn naam is Hanna Brems. Hanna zonder H vanachter omdat mijn moeder wilde voorkomen dat ik een lepelwoord werd. Brems zoals de struik van de vlinderbloemenfamilie, maar dan met een s er nog bij. De struik, overigens, die achteraan in onze tuin geplant staat omdat drie van de vier gezinsleden een achternaam hebben die erop lijkt. Geplant en gegroeid daar, zodat we, telkens als we de struik passeren, kunnen zeggen: “toch een schone struik hè,” en dan vooral bedoelen dat het zogezegd grappig is dat die plant brem heet, en wij brems, met ons drie het meervoud vormen.
Plus s. Brem en Brems. Eén brem en drie brems.
Tot zover mijn naam.
Over mijn leeftijd kan ik niet zo’n woordspeling maken. Tweeëntwintig. Ik zag het levenslicht, waarschijnlijk in de vorm van een felwitte ziekenhuislamp te UZ Leuven, op 12 november 1999. Het was toen een droge herfstdag, vertelt mijn vader altijd als het over mijn geboorte gaat. Alsof dat een belangrijke anekdote is, iets wat mijn persoonlijkheid bepaald heeft. Dat droge herfstdagkind. En ja, als het dan echt filosofisch wordt: de maan stond ‘s nachts in het eerste kwartier. Nog zo’n anekdote.
Waarom ik dat van de maan aanhaal? Volgens Johann Wolfgang von Goethe zou de stand van de maan en de zichtbaarheid van de planeten je karakter bepalen.
Moeilijk te zeggen, maar wie weet was ik een heel ander persoon geworden als het hondenweer was geweest op die droge herfstdag, 12 november 1999. Het melkachtige zonnetje en de lieflijk dwarrelende boomblaadjes zullen ervoor gezorgd hebben dat ik opgroeide als aan vriendelijk en braaf kind.
Toch moet er een planeet verkeerd niet goed gestaan hebben, of een regenbui gevallen zijn ergens op die dag, want ik kon ook een kleine etter vol kattenkwaad zijn.
Pen
Günther Grass heeft mij overtuigd om zelf te gaan schrijven. Peter heeft me die kans gegeven. Vanaf nu zal ik regelmatig op deze website opduiken. Als een badeendje dobberen tussen de gigantische hoeveelheid informatie die Peter – alias Dirk – al neerpende (of neertypte). Om theoloog Reinhold Niebuhr te citeren: “Steeds als ik de zin van het leven te pakken heb, komen ze met iets nieuws.”
Je rondt je master taal- en letterkunde af, denkt na over wat je nu gaat aanvangen, en dan duikt Peter op met een veertig jaar ouder hoofd vol ideeën en ervaring, vol jonge plannen, en hij vraagt je of jij kan helpen met verder schrijven aan zijn website, of je mee wil nadenken over vanalles en nog wat.
Ik duik in een oceaan van prachtige teksten en bedenksels en vraag me af waar ik zal beginnen, wat er de komende weken in mijn hoofd zal komen opborrelen en hier terecht zal komen.
Een stukje van Peter, een stukje van Dirk, en een stukje van mij erbij, en het schrijfsel dan als een duifje uit mijn handen laten vliegen in de lucht van het ijle, oneindig grote internet. Altijd vindbaar, blijkbaar, over honderd jaar nog steeds. Een beetje fossiel aan het worden.
H.B.
Het gedicht verwijst naar ‘Ik noem je bloemen etc.’ van Jan Hanlo – Hanlo, J., Verzamelde gedichten, Amsterdam, Van Oorschot, 1970.
Geef een reactie