Spring naar de inhoud

Alsem of Vergif zit in de dosis: 1976 Caroline

Alsem of Vergif zit in de dosis: 1976 Caroline

Alsem of Vergif zit in de dosis: 1976 Caroline_foto van zwangere vrouw

Afscheid van Brigitte in het stationsbuffet van Brussel Centraal.

“Ik zal u eens iets opbiechten, beste Wiebe. Toen ik me bewust werd, wie u was, de minnaar van mijn zoon zeg maar, vond ik dat heel erg gênant. Ik durfde nooit te vragen naar de precieze details van uw verhouding. Ik ben daar bang van, details: de waarheid kwetst, al kan ik de leugen nog veel minder uitstaan. Al die vragen vielen echter weg, zo gauw ik na ons eerste gesprek op het kerkhof erachter kwam wat voor een aardige man u bent.”

“U meent het. Ik weet niet wat ik moet zeggen.”

“U vraagt voortdurend naar mijn mening over alles. Als alle mannen zo waren. Het gaat er mij om dat u goed geweest bent voor mijn zoon. Dat weet ik zeker. Ik heb het vast reeds opgemerkt, maar Ricky zocht een vader in u, vrees ik.”

“Wat kun je daar nog op antwoorden? Ik zal geen goede vaderfiguur zijn geweest, ook al ben ik ouder, onbevallig, nors en geremd, dus je zou denken, dat moet lukken. Ik heb dat niet in Ricky gezien, noch in mezelf, contactgestoord als ik ben. Wat een gemiste kansen, om je voor het hoofd te slaan. Nu begrijp ik pas in welke mate ik hem niet heb verstaan. Maar de tijd dringt. Er is een vraag die ik altijd heb willen stellen.

Waarom wilde Victor Van Genechten met zijn zoon niets te maken hebben? Mag ik u dat vragen of is dat indiscreet?”

“Alles scheen rond Caroline te draaien. Caroline trok alles naar zich toe. In 1976 is ze rond de zestig, maar ze is nog een vrouw waar je naar kijkt. Ik kende haar eerst alleen van de foto’s op de fotowand in het appartement van Victor. Niet gespeend van een zekere rijkeluisglamour. Perfect opgemaakt, een breekbaar kleinood, zittend op het brede leder van de achterbank van de Cadillac, met rechtsonder in beeld de schouder van de chauffeur. Stijlvol gekapt, gekleed en aangezet, met vastberaden wil.

Victor was de liefde van mijn leven, dacht ik toen. Hoe komt zo iets? Jong katholiek opgevoed meisje, net ontsnapt aan een verstikkend thuismilieu, wordt verliefd op een ogenschijnlijk sterke man. Hij is succesvol, en beschikt over macht en geld. Hij praat als Brugman. Hij spiegelt mij voor, met die rustige, maar oppervlakkige zekerheid van hem, dat het ooit tot een huwelijk zal komen, maar voorlopig kan dat niet, vanwege van zijn moeder. Hij durft haar niet te vertellen dat we een relatie hebben.

Hij woont wel in Brussel, maar hij blijft verweven met het Vlaamse gebeuren, daar in het verre Westen. Elke rustperiode haalt hij zijn sportwagen uit de box om richting kust te rijden. Er wordt daar voor hem gekookt en gewassen. Ik ben er nooit gevraagd. “Mama is ertegen.”

Victor wordt helemaal slap als een vochtig washandje als ik hem duidelijk maak dat ik een kind van verwacht. Zo gauw hij beseft dat ik zwanger ben, verstijft en verkilt hij. Hij is in paniek, dus doet hij wat hij altijd doet: hij belt zijn moeder. Na de telefoon van Victor laat zij er geen gras over groeien. Zo gauw het nieuws vernomen, rijdt ze spoorslags in haar Cadillac met chauffeur, richting Brussels Hoofdstedelijk Gewest, om de gepaste maatregelen te nemen, en de geschonden familiereputatie te herstellen.

Dezelfde avond nog hangt ze aan de bel, op het ogenblik dat Victor Van Genechten en ikzelf in zijn appartement bij elkaar zijn, in alweer een emotioneel uitputtend en vruchteloos gesprek. Mijn argumenten snijden blijkbaar geen hout. Het is als water gieten op een eend. Het dringt er niet in door. Dan gaat de bel over. Victor weet niet waar hij het heeft, als hij beseft wie er voor de deur staat.

“Het is mijn moeder, snel.” Hij werkt me de slaapkamer in. “Blijf hier, en wat er ook gebeurt, hou de deur dicht.” Hij laat haar erin. Ondanks mijn angst kan ik niet in de slaapkamer blijven zitten. Het is sterker dan mezelf. Ik sluip naar de gang en kan door een kier zien, hoe Caroline Van Genechten als het ware bezit neemt van het hele appartement.

Ze komt binnen en ze neemt de ruimte gewoon over. Ze verzet een vaas een klein stukje, terwijl ze praat. Ze doet een raam open. Ze gaat in de koelkast en in de keukenkasten kijken.

Het is ineens haar huis. Het is magisch. Je weet niet hoe ze het doet. Ze beheerst ook de conversatie. “Zal ik iets voor je klaarmaken? Er zijn eieren en er is pasta.” (Ja die heb ik voor hem gekocht.)

“Nee, moeder, ik heb al gegeten.”

“Wil je wat drinken? Is dat de drankkast? Victor, we moeten dit uitpraten. Die onzin moet stoppen. Vertel me alles. Ik zal met haar praten.”

Uit de kast

Brigitte kan het niet langer uithouden.

Ik treed uit mijn schuilplaats te voorschijn. “Nou als je praten wilt, dat kan.” Ik sta van mezelf te kijken dat ik dit durf. Ik wilde een ogenblik dat ik mezelf weer kon uit wissen, maar ik blijf toch staan met knikkende knieën. Victor begraaft zijn hoofd in de kussens op de sofa. Aan hem heb ik niks. De leugen kan maar beter ophouden.

De moed zinkt me meteen weer in de schoenen. Daar staat ze voor me in het centrum van de ruimte, een en al van geldadel, een oude Barbiepop van de betere klasse, gekleed in dure merken, de vleesgeworden perfectie. De oude mevrouw Van Genechten staat daar voor mijn neus het hele huis te overheersen. Ik kan nauwelijks ademhalen. Zij beheerst zich, neemt me uitgebreid op, en verbreekt dan de stilte.

 “U moet Brigitte zijn? Aangenaam, ik ben Caroline, de moeder van Victor.”

Vanaf het eerste moment jaagt Caroline me strijk en zet de stuipen op het lijf. Vanaf haar eerste onderzoekende kille blik, voelde ik dat geen mens tegen haar opgewassen is. “Voel je je goed, goed genoeg om te praten? Fijn, laten we meteen proberen een en ander te regelen.”

Victor legt zich van tevoren bij alles neer. Hij is niet in het kind geïnteresseerd en dus ook niet meer in mij. Hij toont geen enkel gevoel en gaat weg, naar het toilet of naar buiten, als de toon van het gesprek van hoogte verandert. Dat steekt, en ik ben er verdrietig over, maar ik laat het niet te veel merken.

Nu in mij een leven groeit, komt mijn man niet meer op de eerste plaats. Ik kan voor hem geen liefde meer opbrengen, alleen verachting, als hij dat niet begrijpt. Ik vind in mij geen kracht, om voor deze man te vechten, al is hij de vader van mijn kind. Van maagd tot moeder in een paar weken.

Caroline spreekt me beleefd toe: “Mijn beste kind. Ik heb niets tegen jou persoonlijk, en ik mag je zelfs graag, maar er is weinig tijd nodig om vast te stellen dat je een onmogelijke partij voor onze zoon zou zijn. Wij leven in een andere wereld zie je. Een wereld waarin je niet gelukkig zou zijn. Je zou er niets begrijpen. Je bent er veel te spontaan voor. Te naïef. Ik bedoel dit positief natuurlijk.”

Ze lacht erbij alsof ze het meende en herneemt: “Je spreekt ook al geen Nederlands. Mijn vriendinnen laten geen vezel van je heel. Nee, je zou hen niet prettig vinden. Verschrikkelijke wijven zijn het, zowel de dochters als de moeders, een voor een onuitstaanbaar. Tussen ons, ik ben de eerste om het toe te geven, maar het zijn allemaal belangrijke mensen en jij bent niet belangrijk.”

Opnieuw die ingestudeerde parelende lach. “Het is een harde wereld, en ik wil je toch een beetje sparen, zeker in jouw toestand. Op Victor hoef je niet te rekenen,” waarschuwt ze me, op een zakelijke toon. “Victor kan niet beslissen, ik weet niet hoe het komt. Als hij zijn moeder niet had… Ja, ja, het idee van jij en Victor, zie je. Het spijt me.” Wreed kort lachje.

Zo beheerst ze het toneel, gewapend met ijzeren waarden, gestaald in aangeboren zekerheid. Ze heeft het altijd bij het rechte eind, met God aan haar kant, onaangetast door elk begin van medemenselijkheid, maar als ze wil zet ze de toon op gezellig, in haar eeuwige kunstmatige opgewektheid, alsof het de plannen voor een picknick betreft.

Ik kon het kind natuurlijk ook afstaan bij de geboorte. “Echt, het is een christelijke oplossing,” vindt Caroline. “Je gaat gewoon in Frankrijk lekker anoniem bevallen of zo. Dat kan daar. Je laat het kind adopteren. Wij betalen de kosten. We laten jou met rust en jij laat ons met rust.”

Ik wil van geen anoniem bevallen weten, en ook het kind niet afstaan, laat staan aborteren. Daarvoor ben ik intussen te ver, ook al omdat ik zoiets nooit heb gewild. Victor heeft me beloofd te trouwen en dat mijn kinderen zijn naam dragen. Hij kan dat niet ontkennen. Het kind moet een naam dragen, en wel die van de vader. Van Genechten. Was dat verkeerd van mij, me daar zo aan vast te klampen?

Dan probeert ze het weer op een andere manier. “Het gaat er me niet om dat je voor de kost moet werken als vrouw. Daar heb ik niets tegen.” Ze heeft zelf ook wel een paar maanden gewerkt, voor ze trouwde, om te weten hoe het is. Ze kijkt er niet op neer, op het goede werk dat mensen doen. Ik zou natuurlijk mijn hele leven voor de kost moeten werken.

Ik zeg maar niets. Ik herhaal: “Het kind moet een naam hebben.” Dat heb ik me voorgenomen, dat het kind de naam van zijn vader zou dragen, en niet de mijne. Victor kijkt in zijn halfvolle glas. Hij snakt naar zijn bed na de vlucht die hij net tot een goed einde had gebracht. Hij heeft geen tijd meer voor me, de hele week al niet. Als hij niet vloog, vergaderde hij met de vakbond. “Het is uit tussen ons, maar het blijft onuitgesproken. Victor laat zich niet kennen.”

Geregelde zaken

Ik wil het liefst naar huis.

Het liefst wilde ik hier in mijn eentje mee klaar komen. Ik ben verdomme vooraan twintig en hier begint het al. Een baby. Hoe kon ik zo stom zijn? Het resultaat van een katholieke opvoeding? Ik kan maar beter snel leren, nu al voor de kleine te zorgen, nog voordat hij geboren is. Het wordt een hij, dat voel ik nu al. En hij moet een naam hebben.

Ik zie zelf wel in dat wij in het giftige milieu van de Van Genechtens geen levenskansen hebben. Niet met een vader als Victor die nooit beslissingen neemt. Daar kun je niet tegen op, tegen dat mens. Ik heb van die man gehouden. Victor is tot niets anders in staat, dan een keer per week een groot vliegtuig naar New York en terug te besturen.

Zo zijn alle Van Genechtens, Ricky inbegrepen: charmant, oppervlakkig en hard. Het vrijen was wel bijzonder. Dat moet ik Victor nog nageven. Hij was mijn eerste man moet u weten en lange tijd de enige. Ik ben veel later pas, toen Ricky op internaat ging, weer met mannen begonnen. Een paar keren, maar het werkte niet.

Ik keer in tot mezelf als een oester. De zwangerschap verandert je grondig en snel. “Ik rook en drink niet meer, vanaf nu meteen. Ik zal alles voor je doen, jij kleine wezel.”

Ik heb alle trots verzwolgen. Ik ben met mijn vader gaan praten. Hij heeft lang naar me geluisterd. We besluiten er op aan te dringen, dat de heer Van Genechten de kleine zou erkennen en een onderhoudsgeld betalen. Victor antwoordt op geen enkele poging tot contact. We hebben steeds met haar te maken, met Caroline.

Het stijft me in de koppigheid. Ricky mocht geen bastaard zijn. Hij is geboren uit liefde, al is het alleen maar mijn liefde. Om het even. Hij leeft in mij. De onderhandelingen vonden plaats in een Brussels café, op neutraal terrein. Caroline wil de kwaadste niet zijn. Ik geraak niet goed wijs uit haar plan. Er komt een ingewikkelde regeling uit de bus, afgesloten met behulp van advocaten. Ricky wordt door zijn vader erkend onder zijn doopnaam Richard van Genechten.

We trouwen in Frankrijk en we zullen meteen scheiden, zonder dat het tot rechtsgeldigheid in België kan komen. Lang genoeg om de zoon een naam te geven, kort genoeg om geen diepe sporen te trekken.

We trouwen natuurlijk niet voor de kerk, want Caroline wil geen ‘echt’ huwelijk. Ook moet het fiscaal gunstig zijn. Ik bespaar je de details. De overeenkomst voorziet ook dat ik nooit meer de nabijheid van de familie Van Genechten zal opzoeken, en in feite niet meer naar België terug kan keren, op straffe van alle uitgekeerde sommen met interest terug te moeten betalen.

Ik wil met deze enge mensen niets meer te maken hebben.

We worden het er over eens dat het kind een goede opvoeding moet krijgen. Ook daar zijn een aantal afspraken over gemaakt. Wat telt, is toch het goed fatsoen, bij deze mensen. Na het afsluiten van de overeenkomst trek ik me terug, met een beetje smartgeld dat Caroline me in de hand stopt, onder de vorm van een cheque.

Ik kan niet meer werken en ga met klinische depressie in ziekteverlof, om op een kamertje in Frankrijk eenzaam zwanger te zitten zijn, de baby blues tegemoet. Ik wil dat niemand die me kent het te weten komt. In ruil voor mijn medewerking, mijn zwijgen zeg maar, stort Caroline vanaf de geboorte een maandelijks bedrag voor de opvoeding van haar kleinzoon.

Ongehuwde moeder

Ze heeft zich daar altijd punctueel van gekweten, tot beëindiging van de studies, zo stond het in het contract. Ze gaat zich ook met de opvoeding bemoeien. We schrijven elkaar, waarbij we onze wederkerige vijandschap voor elkaar verborgen houden, zoals alleen vrouwen dat kunnen. Ik voel wrok, maar ook respect.

Het is Caroline die eiste dat Ricky na de lagere school in Frankrijk in Brussel op internaat zou komen, om tenminste een beetje Nederlands te leren. Het was het begin van de vervreemding tussen mijn zoon en mijzelf. Ricky kon niet aarden op het internaat. Hij werd er uitgelachen met zijn accent. Ik word niet wijs uit Caroline moet ik zeggen. Waarom moest Ricky nu Nederlands leren?

Ze stelt merkwaardige voorwaarden, en ze gaat er steeds van uit dat alles zonder discussie zal gebeuren, net zoals zij bedacht heeft. Onder haar harde uiterlijk heeft ze misschien haar twijfels. Ze kan het blijkbaar niet opbrengen het kind te veroordelen. Ricky is toch ook haar nageslacht?

Toen ik zwanger was, keek ik elke dag uit naar de dag dat mijn zoon er zou zijn. Daarna zou alles beter gaan. Nu is hij er niet meer. Het begint stilaan ook een beetje te broeien in mijn schedel en ik stel me allerlei vragen. “Wat hebben ze met hem gedaan na zijn dood? De autopsie, wat lieten ze van hem over? Ik heb hem niet mogen zien. Zou hij geleden hebben tijdens het sterven? Dat komt je niet te weten. Wat is er gebeurd in de weinige weken nadat Ricky uit de gevangenis is ontslagen, voor zijn dood? Niemand kan me daar iets over vertellen.”

Wordt vervolgd…


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Recente bijdragen

A-priori

Het succes van ons gedicht zal ervan afhangen of het toespreken ook een aanspreken wordt. Voel je je als lezer aangesproken door het gebodene? Daaruit volgt de vraag voor de maker…

Berlijn

Louisa vond Berlijn een mooie en aangename stad, omdat ze kleurig is. Brussel daarmee vergeleken is grauw en grijs. Dat vindt ze deprimerend.