Misschien heeft de kalium zijn werk al gedaan.
Ik probeer het ziekenhuis nogmaals, maar ik krijg Vivaldi en ik kan er niet meer tegen. Er blijft niet veel batterijstroom meer over. Ik vind er tenslotte niets beter op dan Rafels op te bellen, maar ik krijg de antwoorddienst. Ik spreek dan maar een boodschap in. “Iemand heeft het infuus van Abdelhak vergiftigd. Ik kan de afdeling niet bereiken. Hij heeft er kalium in gedaan.”
Ik weet geen zinnige lettergreep meer uit te brengen. Ik kom niet uit mijn woorden. Ik druk zenuwachtig de knopjes in en moet tweemaal herbeginnen. Krijg ik via via toch de afdeling smetteloze verzorging aan de lijn. “Afdeling smetvrij.” Zo op het oor een Oost-Vlaams accent, een vrouw. Godzijdank. Kan ik ook mijn beste Vlaams bovenhalen. “Iemand heeft kalium in het perfuus, sorry in het infuus van Abdelhak gedaan.”
“Wie bent u en wie is Abdelhak. Sorry, ik heb een andere lijn.”
“Maladies infectieuses, je vous écoute. Du potassium?” Ik hoor haar praten met iemand anders. “Kalium zegt u, u zei toch kalium?” “Waarom dan?” “Meneer is dit soms een grap? Gij zegt dat er kalium in zijn baxter gedaan is. Op de andere lijn is er een meneer die zegt dat het potassium is. Wat is dit hier allemaal? Toch geen candid camera? Sorry, ik neem even de andere lijn.
Dokter Rafels op de andere lijn: “Die man zijn leven is in gevaar. Er is kalium ingespoten. Of potassium. Potassium en kalium dat is hetzelfde. Het een is Frans en het ander Nederlands, maar het is verdomme dezelfde molecule.”
“Ik versta er niks van en ge moogt alletwee morgen nog maar eens terugbellen, als ik er niet ben.”
“Ga nu dat infuus stilleggen. De man gaat hartritmestoornissen krijgen.”
“Ik zal de internist roepen.”
De hartslag van Abdelhak wordt meer en meer onregelmatig. Het groene golfje wordt wat krommer en af en toe is er een vreemde deuk. Komt er een internist aan de lijn. Een kribbige dame. “Beste collega, U moet Abdelhak onmiddellijk van het vergiftigde infuus halen en Lasix geven.”
“Waarom zou ik zoiets doen?”
“Iemand heeft er kalium in gedaan. Het is een moordpoging.”
“Ik zal meteen gaan kijken. Mag het furosemide zijn?”
“Dat is hetzelfde, want Lasix is furosemide.”
“Ja, maar Lasix is duurder. Ik moet nu stoppen met telefoneren, want er gaat een alarm af.”
“Doe iets, blinde kip, en loop er heen.”
De stomme koe heeft de lijn laten openliggen. Ik kan horen hoe een alarm weerklinkt: nummer zeven full alert. “Infuus afkoppelen. Fysiologisch serum in de plaats. We hadden iemand aan de lijn die zegt dat het een kaliumvergiftiging is.”
Een steriel karretje wordt bijgereden voor electroshocktherapie zo nodig. De hele ploeg staart naar de monitor, waar de hartslag van Abdelhak rare loopjes uithaalt, en af en toe geheel stilvalt, tot een groot ventriculair complex verschijnt. Er wordt een bloedstaal genomen, de infuuszak wordt vervangen.
Ongeveer op dat moment kom ik op de afdeling naar binnen gestormd in het kielzog van een bijgeroepen cardioloog. Om een lang verhaal kort te maken. Ik ben ingestort, maar na een dag of wat herstellen was ik weer de oude. Abdelhak is er ook doorheen gekomen.
Na een paar dagen kan hij weer op een gewone afdeling worden verzorgd. We gaan hem nu elke dag bezoeken. Hij knapt zienderogen weer op. Nu eens ga ik met Ibrahim, dan weer met de Hajja, tenzij Rafels me een lift aanbiedt.
We hebben fruit of bloemen mee. We reiken hem te drinken aan. Ik heb af en toe een moment met hem alleen. Hij ligt me eerst zonder onderbreking aan te staren. Dan komt hij stilaan los. Uiteindelijk gaat hij me toch vertrouwen.
Dan breng ik hem op een goede dag het nieuws dat Robeyns geschorst is, mede naar aanleiding van het incident in het ziekenhuis. Het heeft de nieuwsgierigheid van de pers verwekt.
Robeyns kon moeilijk verklaren dat hij mij wilde arresteren zonder machtiging en zonder betrapping op heterdaad. Iedereen heeft een advocaat genomen, met inbegrip van het Sint-Thomasziekenhuis met een fikse schadeclaim tegen mezelf. Daar heb ik het liever niet over. Gelukkig ben ik goed verzekerd.
Abdelhak aan de beterhand
El Hamdoelilah
“Wat goed dat de schurk nu op een zijspoor zit.” Abdelhak fleurt een beetje op als hij het verneemt dat Robeyns op een zijspoor staat. Ik weet nog niet of hij mij echt vertrouwt. Hij wil leven en hij wil niet meer dood, zoals hij steeds herhaalt.
“Abdelhak, moet je luisteren. Wij zijn met een paar vrienden en we willen je helpen. Je zou kunnen getuigen.” Hij luistert uitdrukkingsloos. “Abdelhak. Wat is er gebeurd die avond?”
“We zijn marionetten van Robeyns. Hij maakt ons en hij kraakt ons. Wie zal een Marokkaanse homoseksuele druggebruiker geloven, als hij wat zegt over Robeyns en Van Genechten?”
“Ik geloof je.”
“Ricky en ik waren vrienden. Ik hield van hem, maar hij zag niet wat ik voor hem voelde. Ik was jaloers op u. U was die rijke Hollander met wie Ricky af en toe zijn dagen sleet, maar die niets deed om hem te helpen, evenmin als die hele gekkenfamilie van hem. Zo heb ik de grootste dwaasheid begaan van mijn leven.”
Robeyns stelde me voor een pakje naar Ricky te brengen, ‘een geschenk voor bewezen diensten,’ samen met een fles champagne. Ik nam de opdracht argeloos aan. Ik diende het poeder op een bepaald uur te overhandigen en weg te gaan als het was gebeurd, met de huissleutel zo mogelijk.
“Ricky ontvangt me in opperbeste stemming, gezien de cadeautjes van Robeyns. Moest er iets goed gemaakt worden tussen die twee? Ik wist het niet. Ricky is aardig en opgewekt van de champagne. We vrijen een beetje, maar het is gauw voorbij. Ik weet niet waarom ik het doe. Ik aarzel. Waarom geef ik hem het pakje rond het afgesproken uur? Waarom zwijg ik, wetende dat het sterk spul was?”
Abdelhak kijkt toe terwijl Ricky zijn shot zet. Hij pakt zijn lepel, zijn vers watje, citroenzuur en hij maakte een spuit klaar. “Ik kijk gefascineerd, maar huiverig toe, in plaats van weg te gaan.” Het effect is spectaculair. Ricky spuit zich in, leunt achterover en zakt schuin opzij terwijl hij luidop ijlt. “Ik raak in paniek, vlucht het pand uit en geef de sleutels aan Robeyns die zich op de afgesproken plaats bevindt in een Ford Mondeo met donkere ruiten. Hij zit in zijn auto en laat het donkere raampje zakken als ik eraan kom. Ik gooi de sleutel zowat naar binnen. Hij vangt ze op met handen in chirurgische handschoenen. Ik maak me uit de voeten, met een bang vermoeden.”
“Wat heb je gedaan, Abdelhak?”
“Ik ben een ontwortelde. Ik put mijn zin uit de pijn van de val, hoe pijnlijk het ook is dat te beseffen. Het begin van de boete. Ik wilde me schoonmaken, van de smet. Ik heb zware fouten gemaakt, ik heb Gods wetten overtreden en ik heb me schaamteloos gedragen. Ik heb met mannen geslapen. Ik heb drugs gebruikt. Ik heb mijn vrienden verraden. Sjkem. Ik ben sjkem. Erger dan iemand die driemaal op de koran heeft gespuwd.”
“Ik begin het te begrijpen. Het was een sterk poeder, dat je daar hebt overgebracht, nauwkeurig uitgekozen of op maat gemaakt, naargelang de wijze van gebruiken van het slachtoffer. Wanneer de dader aanneemt dat het slachtoffer bewusteloos is, gaat hij naar binnen. Dan kijkt hij wat hij nog meer kan doen, om het af te maken. De kachel op laagste stand aanzetten of nog een injectie toedienen? Of een kussentje zoals de rijkswacht vroeger gebruikte? Er zijn allerlei methoden om iemand de adem af te snijden.
“De ene gebruikt zus, de ander gebruikt zo en Robeyns houdt dat allemaal in zijn computer bij,” voegt Abdelhak er nog aan toe.
Hier hadden we een einde willen maken aan dit onverkwikkelijke verhaal, want het leek wel of er niets meer gebeurde tot vier jaar later, maar daarvoor moeten we ons verplaatsen naar het Hemelvaartweekend van 2005, dus druk nu op de fast forward knop en spoel met ons mee.
2005
Mail van Wiebe.
“Hallo beste dokter Rafels, etc.”
“We maken het goed en wij kijken er naar uit, terug naar België te komen. Zoals u weet is de tolerantie in Nederland met rasse schreden verminderd. Abdelhak weet zich desondanks al behoorlijk in het Nederlands uit te drukken. Hij is dankzij de gemeentelijke dienst vorming aan het lopen om trambestuurder te worden, net als zijn vader. Daarnaast volgt hij een cursus literair Frans.
Toch heeft hij een pasje nodig om zich van de ene stad naar de andere te verplaatsen. Hij blaakt van gezondheid en hij neemt trouw zijn gecombineerde therapie tegen het Hiv. We hebben het virus er goed onder gehouden en het is niet opspoorbaar meer. We hebben het af en toe eens over Ricky gehad, maar de jaloezie is gaan liggen, net zoals de woede. Ik vergeet Ricky niet, maar hij mag niet langer mijn leven bepalen. Belangrijk is nu dat Abdelhak er helemaal bovenop is.
We komen de volgende week naar Brussel ter gelegenheid van het proces en we hopen u daar te mogen ontmoeten. Ik heb er speciaal vrij voor genomen. Ik mis België meer dan een beetje. Terug in Holland valt het me op hoe de mensen hier armoedig eten. Volwassen mensen die voor lunch op het werk een komkommerbroodje en een glaasje karnemelk gebruiken. Hoe kun je daar nu van leven? Dat kunnen Belgen toch niet begrijpen? Ja. hoe kun je het door je strot krijgen?” Beste groeten, Wiebe.
Rafels schrijft meteen terug, zonder de beurt te laten afwachten, met groot nieuws: “Robeyns is vermoord gevonden in het Zoniënwoud met twee kogels in de schedel, op een manier die de signatuur van de Albanese maffia verraadt.”
Ik moest even gaan zitten toen ik het vernam. Ik kocht drie kranten om er alles van te weten. De commentaren maken me niet veel wijzer, in verhouding met wat we al wisten.
“Na zijn schorsing werd hij voor sommmige milieus erger dan nutteloos: gevaarlijk.” Het geeft de sfeer weer. Zijn diepere motieven zullen we zodoende nooit meer achterhalen. Waar was het Robeyns om te doen? Wilde hij de politie tot de voornaamste speler maken van de drugsmarkt, zoals in enkele andere landen is gelukt? Of deed hij het gewoon voor de kick? Heeft hij zich willen verrijken? Op dit laatste heeft hij zich nooit laten betrappen. Hij hield er geen buitensporige levenswandel op na. Het is onwaarschijnlijk dat hij zelf drugs nam.
Niemand heeft Robeyns ooit zien gebruiken. Er is ook nooit sprake geweest van seksueel misbruik in het verkeer tussen de jonge informanten en de inspecteur, zoals sommigen vermoedden. Robeyns kan het ons niet meer vertellen en kan ook niet meer voor het menselijke gerecht worden gedaagd.
De commentaren in de kranten liegen er niet om. Niet toevallig, deze moord die de hand van de georganiseerde misdaad verraadt, zo vlak voor een proces, waar hij zich zou dienen te verantwoorden, samen met een reeks anderen, waaronder mevrouw Robeyns met wie hij dertig jaar lang gelukkig getrouwd is.
Justitie laat weten dat het proces toch doorgaat, ondanks het overlijden van de voornaamste verdachte. De volgende dagen is het alsof het deksel van de beerput is gevlogen. De geruchtenmolen is volop aan het draaien. Vandaag komen allerlei details in de kranten, die vroeger niet gepubliceerd hadden kunnen worden.
De Ochtendkrant betreurt het dat Robeyns niet meer kan praten. “Er staan een aantal handlangers terecht, maar de echte verantwoordelijke, Robeyns, is er niet meer om precies uit te leggen hoe het is gegaan. Kwam deze moord iemand goed uit?”
De elektronische kwaliteitskrant Online heeft nog meer vragen. Hoe komt het dat uit de archieven van het Justitiepaleis zoveel stukken gewoon zijn verdwenen? Niet alleen dossierstukken, maar ook in beslag genomen computers en cd-roms, vervalste Barbiepoppen, kratten whisky en allerlei chemische stoffen waaronder krachtige drugs.
In een kadertekst staat een lange lijst van verdwenen goederen, stukken en partijen, de ene na de andere miraculeus verzwonden uit de ruimte waar de in beslag genomen goederen dienen te worden bewaard.
Zo gaat de week snel voorbij. Deze middag is het dan zo ver.
Reünie in Brussel
Het is Hemelvaartszondag.
Wiebe en Abdelhak zien er beiden goed gevoed uit in zomerkleding. Het is een warme dag. Vanavond zullen we samen Brigitte afhalen van de trein, vergezeld door haar vriend, die voor ons nieuw is. Morgen moeten we Abdelhak naar zijn duistere bestemming brengen. Het wordt een drukke week.
De voorjaarsgroene takken van de bomen in de straat baden in de zon. Op de begane grond verschaft het loof koele schaduw, met dansende lichtvlekjes onder de kruin, naarmate de wind met het gebladerte speelt. Ik trakteer hen in de Ooievaar, op een creatie van verse zalm en asperges.
We hebben genoten. Als vanouds geven Wiebe en ik elkaar stukken krant door. Abdelhak mengt zich nu in dit verkeer en geeft commentaar die ik niet mag onthullen. Deze week hebben we ’s avonds Koningin Elisabethwedstrijd voor viool. Ik kijk al uit naar de prijsuitreiking. Ik heb kaartjes bemachtigd voor ons allen. Alleen was ik vergeten dat Abdelhak er natuurlijk niet bij kan zijn. Ik heb mijn mond maar gehouden.
Ik heb gisterenavond op de televisie met verbazing naar het tweede vioolconcerto van Bartók geluisterd. Wat zo een man daar doet zeg. Ik begrijp er niets van, maar ben geboeid blijven kijken en luisteren. Het gevoel zindert nog na.
Het is een rustige vrijdagmiddag zoals ik er zelden gehad heb, het laatste jaar. De namiddag rijd ik meestal visites, maar omdat er vandaag bijna geen aangevraagd zijn, is alle tijdsdruk van me afgevallen.
De tijd staat even stil, op een hoogtepunt. Dit zijn momenten om fijn te proeven. Wat kan onze wijk, hoezeer ook centraal gelegen, toch weldoend rustig zijn. Abdelhak en Wiebe gaan hun hotelkamer opzoeken. Op het trottoir haal ik Hafida, Ibrahim en de kinderen in. Ze komen terug van een wandeling in de zonnige stad.
Ibrahim zit keurig in het pak met leuk hemd en de juiste das, een studie in oranje, oker en karmozijn, zodat ik weer eens trots op hem kan zijn. De vlekken zonnelicht die door het gebladerte vallen, spelen met de kleuren. Het is een pak dat hem verslankt, of zou hij echt afgevallen zijn?
Hafida loopt er ontspannen bij, in sportkledij, met het haar in een hoge wrong, zo een montage die ze in een beweging kan maken, met een speld in de mond, die ze vervolgens ergens in het kluwen stopt, net waar het moet. Het blijft wonderlijk mooi bij elkaar met een minimum aan middelen. Ze zijn uitbundig in hun begroetingen en ze verkeren in opgetogen gemoed.
El Hamdoelilah. Dat is Arabisch voor God zij Geloofd, maar zij zeggen dat veel vaker dan wij. Siegfried en Sarah dartelen om ons heen. Mijn dochtertje is bijna negen jaar en duwt de boodschappencaddy zelfstandig voort. De hele wijk ligt als een kat in de zon lui te wezen, en er is nauwelijks verkeer, naar onze normen. Het is een vreemde dag, zo een werkende vrijdag tussen Hemelvaart en het weekend gesplitst.
Ik heb niet echt zin in werken op zulke dagen, maar het zal wel weer moeten. Ik zoek mijn werkplek maar al op, mijn spreekgestoelte zal ik maar zeggen, ook al is er nog niemand in de wachtkamer. Hafida maakt gebruik van de gelegenheid en komt in de spreekkamer naar binnen. Zij is een engel van geduld en ze komt het geld ophalen. Hoewel het ogenschijnlijk niet zo druk is, valt de recette nogal mee.
Het is meestal te druk in de praktijk, zodat er weinig tijd over is om veel te praten tussendoor. Hoe dan ook komt het proces ter sprake. Van Abdelhak wil ze niet weten, en er bestaat geen middel om haar daar van af te doen wijken. Ze wil hem niet ontmoeten, noch ontvangen. Hij is van ‘een verkeerde soort.’ Ik vind dat niet Christelijk en ook niet Islamitisch, dat je iemand zo veroordeelt, die je nooit hebt gezien, alleen van horen zeggen.
Maar het laatste wat ik wil, is een ruzie op deze rustige dag en ik doe er het zwijgen toe. Ik kan beter van mijn hart een moordkuil maken dan hier te diep op in te gaan. Ik kijk al uit naar vanavond, en naar antwoord op mijn mails.
Wordt vervolgd…
Recente bijdragen
De UVRM – Van natuurrecht naar mensenrecht
Het verschil tussen natuurwet, natuurrecht & mensenrecht Leestijd: 2-3 minuten. Natuurwet, natuurrecht en mensenrechten zijn nauw met elkaar […]
Natuurwet – Inleiding
Het idee dat de natuur zich gedraagt volgens vastliggende wetten, bestond al vóór de vijfde eeuw voor Christus. We moeten daarvoor terug naar de […]
Geef een reactie